ECLI:NL:RBDHA:2024:363

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37501
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, omdat zij van mening is dat er niet tijdig is beslist op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De rechtbank heeft op 9 januari 2024 uitspraak gedaan zonder zitting, op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Eiseres had op 4 mei 2023 de aanvraag ingediend, maar de beslistermijn van 90 dagen was door verweerder met drie maanden verlengd, waardoor een besluit uiterlijk op 2 november 2023 genomen had moeten worden. Aangezien er geen besluit is genomen, heeft eiseres verweerder op 8 november 2023 in gebreke gesteld en op 29 november 2023 het beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en kennelijk gegrond is.

De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling van het griffierecht voorlopig toegewezen, omdat eiseres betalingsonmacht heeft aangetoond. De rechtbank legt verweerder een termijn van vier weken op om alsnog een besluit bekend te maken, met een dwangsom van € 100 per dag voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden, tot een maximum van € 7.500. Tevens is vastgesteld dat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, omdat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50, vastgesteld op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37501

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A. van den Heuvel).

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld, omdat verweerder volgens haar niet op tijd heeft beslist op de aanvraag om aan haar een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis te verlenen.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Er is verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van het beroep van eiseres wegens betalingsonmacht. De rechtbank heeft het verzoek om vrijstelling voorlopig toegewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk gemaakt dat voldaan wordt aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt definitief toegewezen.
2. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
3. Namens eiseres is de aanvraag om verlening van een mvv ingediend op 4 mei 2023.
Verweerder heeft de beslistermijn van 90 dagen met drie maanden verlengd op grond van artikel 2u, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder had daarom uiterlijk op 2 november 2023 een besluit moeten nemen. De termijn waarbinnen verweerder had moeten beslissen is verstreken zonder dat er een besluit is genomen. Eiseres heeft verweerder op 8 november 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld. Op 29 november 2023 is het beroep ingesteld. Er zijn tussen de ingebrekestelling en het beroep twee weken verstreken, zodat het beroep in zoverre ontvankelijk is. Het beroep is kennelijk gegrond.
4. Als verweerder niet op tijd heeft beslist, legt de rechtbank op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn op van twee weken waarbinnen hij een besluit bekend moet maken. In bijzondere gevallen of als dat voor de naleving van andere wettelijke voorschriften nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid van deze bepaling een andere termijn opleggen of een andere voorziening treffen.
5. De rechtbank is van oordeel dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning op dit moment sprake is van een bijzonder geval. Zij verwijst voor een uitgebreide motivering hiervan naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Arnhem, van 17 maart 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:3590. Er is dan ook reden om met toepassing van artikel 8:55d, derde lid, van de Awb een langere termijn dan twee weken op te leggen.
6. Verweerder heeft in zijn verweerschrift meegedeeld dat er een eerste screening is verricht in deze zaak en dat daaruit blijkt dat nader onderzoek vooralsnog niet nodig is. Verweerder verzoekt om een beslistermijn van vier weken na de uitspraak. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen een termijn van vier weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend moet maken.
7. Op grond van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat verweerder een dwangsom van € 100 aan eiseres verbeurt voor elke dag waarmee deze termijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500.
8. De rechtbank stelt vast dat de volledige termijn van artikel 4:17 van de Awb is verstreken, zodat verweerder aan eiseres € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd.
9. In de gegrondverklaring van het beroep ziet de rechtbank aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt verweerder op om binnen vier weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de voor eiseres ingediende aanvraag;
  • bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) moet betalen voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (zevenduizendvijfhonderd euro);
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent);
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.