ECLI:NL:RBDHA:2024:3658
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Toewijzing standplaats woonwagen en voorlopige voorziening
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker tegen de toewijzing van een standplaatsvergunning aan de derde belanghebbende. De derde belanghebbende had op 28 april 2023 een aanvraag ingediend voor een standplaats, welke door verweerder was toegewezen. Verzoeker, die het niet eens was met deze beslissing, heeft beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft het verzoek behandeld en vastgesteld dat verweerder onvoldoende duidelijkheid heeft gegeven over de motivering van de toewijzing. De rechtbank oordeelt dat de gebruikte motivering niet aansluit bij de dwingendrechtelijke bepalingen van de Huisvestingsverordening. De voorzieningenrechter heeft geconcludeerd dat verweerder een nieuw besluit moet nemen binnen drie maanden, waarbij duidelijk moet worden gemaakt op basis van welke criteria de standplaats wordt toegewezen. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoeker, vastgesteld op € 1674,-.