ECLI:NL:RBDHA:2024:367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
NL23.37617
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit op bezwaar inzake aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf voor verblijf als familie- of gezinslid

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’. De aanvraag is op 2 augustus 2021 ingediend en door verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, ontvangen op 20 augustus 2021. Op 14 april 2022 heeft verweerder de aanvraag afgewezen, waarna eiseres op 15 mei 2022 bezwaar heeft gemaakt. Verweerder heeft echter niet tijdig op dit bezwaar beslist, wat heeft geleid tot de rechtsgang.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar is verstreken. Eiseres heeft verweerder op 2 januari 2023 rechtsgeldig in gebreke gesteld, maar het beroep is pas op 29 november 2023 ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet binnen de wettelijk gestelde termijn heeft beslist.

Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te nemen binnen vier weken en om een dwangsom op te leggen voor elke dag dat deze termijn wordt overschreden. De rechtbank heeft bepaald dat verweerder binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit moet nemen en dat hij een dwangsom van € 100 per dag verbeurt, met een maximum van € 7.500. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50, en moet hij het betaalde griffierecht van € 184 vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.37617

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], eiseres

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. E. Derksen),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de ten behoeve van haar ingediende aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor het verblijfsdoel ‘Verblijf als familie- of gezinslid’.
Verweerder heeft de gelegenheid tot verweer gehad.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Namens eiseres is een mvv-aanvraag ingediend op 2 augustus 2021. Deze aanvraag is door verweerder ontvangen op 20 augustus 2021. Op 14 april 2022 heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen. Tegen deze afwijzing heeft eisers op 15 mei 2022 bezwaar gemaakt. Verweerder dient hier nog op te beslissen.
3. In dit geval is de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar op grond van artikel 76, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift is verstreken. Het primaire besluit dateert van 14 april 2022 en de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt op grond van artikel 69, eerste lid, van de Vw vier weken. Verweerder heeft eiseres op 5 mei 2022 bericht dat hij gebruik maakt van de mogelijkheid om de beslissing op het bezwaar van eiseres met zes weken te verdagen. Uit het voorgaande volgt dat verweerder uiterlijk op 3 november 2022 had moeten beslissen.
4. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn is verstreken. Op 2 januari 2023 heeft eiseres verweerder rechtsgeldig in gebreke gesteld, zoals bedoeld in artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Deze is door verweerder op 3 januari 2023 ontvangen. Hierna zijn meer dan twee weken verstreken voordat eiseres op 29 november 2023 beroep heeft ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
5. Eiseres heeft de rechtbank verzocht om verweerder op te dragen een besluit te nemen binnen een termijn van vier weken en te bepalen dat verweerder een dwangsom aan eiseres verbeurt voor elke dag dat de hiervoor gestelde beslistermijn wordt overschreden. Tot slot verzoekt eiseres verweerder te veroordelen in de proceskosten.
6. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat, als het beroep gegrond is en nog geen besluit bekendgemaakt is, het bestuursorgaan binnen twee weken na de dag waarop de uitspraak wordt verzonden alsnog een besluit bekendmaakt. In bijzondere gevallen of indien naleving van een wettelijk voorschrift daartoe noopt, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn stellen of een andere voorziening treffen. Hiervan is in dit geval niet gebleken.
7. De rechtbank bepaalt daarom dat verweerder binnen twee weken alsnog een besluit op bezwaar neemt. De rechtbank zal bepalen dat verweerder een dwangsom verbeurt voor elke dag dat hij in gebreke blijft deze uitspraak na te leven ter hoogte van € 100 per dag met een maximum van € 7.500.
8. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 437,50 bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van €875 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.
9. De rechtbank bepaalt tenslotte dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ter hoogte van € 184 moet vergoeden.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep gegrond;
 vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
 draagt verweerder op om binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de aanvraag van eiseres;
 bepaalt dat verweerder aan eiseres een dwangsom van € 100 (honderd euro) verbeurt voor elke dag waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500 (vijfenzeventighonderd euro);
 draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) aan eiseres te vergoeden;
 veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.M.L. van der Kammen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.