ECLI:NL:RBDHA:2024:3712
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing visumaanvraag en beoordeling vestigingsgevaar op basis van sociale en economische binding
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 29 januari 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum kort verblijf beoordeeld. Eiser, geboren in 1994 en van Gambiaanse nationaliteit, had op 7 juni 2023 een aanvraag ingediend voor een visum om zijn vriendin te bezoeken. Deze aanvraag werd door de minister van Buitenlandse Zaken afgewezen, omdat eiser niet voldoende kon aantonen dat hij na zijn verblijf in Nederland tijdig zou terugkeren naar Gambia. Het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 8 november 2023 ongegrond verklaard.
De rechtbank behandelt de zaak op 23 januari 2024, maar eiser en zijn gemachtigde verschijnen niet. De minister is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechtbank stelt vast dat eiser onvoldoende economische en sociale binding met Gambia heeft aangetoond. Eiser werkt in een restaurant, maar kan geen bewijs van loonbetalingen overleggen, omdat hij contant betaald wordt. De rechtbank oordeelt dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij voldoende binding heeft met zijn land van herkomst om te waarborgen dat hij tijdig terugkeert.
Daarnaast wordt de ingebrekestelling van eiser als ongeldig beschouwd, omdat deze prematuur was. De rechtbank concludeert dat de minister het bezwaar terecht ongegrond heeft verklaard. De rechtbank verklaart het beroep van eiser ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.