ECLI:NL:RBDHA:2024:373

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
23/4113
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herziening studiefinanciering en de gevolgen van onjuiste informatieverstrekking door DUO

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 10 januari 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de gedeeltelijke afwijzing van haar aanvraag voor studiefinanciering over de jaren 2022 en 2023 behandeld. Eiseres, vertegenwoordigd door mr. P. Folsche, heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, vertegenwoordigd door P.M.S. Slagter, dat op 22 november 2022 studiefinanciering toekende voor een beperkte periode en op 23 december 2022 besloot om geen studiefinanciering voor 2023 toe te kennen. Eiseres stelt dat zij op het verkeerde been is gezet door informatie van DUO, wat haar heeft doen besluiten om de studiefinanciering stop te zetten.

De rechtbank heeft de zaak op 6 december 2023 behandeld, waarbij zowel eiseres als de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren. Eiseres heeft aangevoerd dat zij recht had op studiefinanciering over 2023, omdat zij in de veronderstelling verkeerde dat zij geen aanspraak maakte op deze financiering, gebaseerd op informatie van DUO. De rechtbank oordeelt dat de herziening van de studiefinanciering zorgvuldig en op goede gronden tot stand is gekomen. Eiseres heeft niet voldoende onderbouwd dat zij op onjuiste informatie van de verweerder heeft vertrouwd.

De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond is, voor zover het betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de herziening. Echter, het beroep is gegrond voor wat betreft de onvolledige toekenning, omdat eiseres geen procesbelang had. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit in dat opzicht en verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/4113

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 januari 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , [land] , eiseres

(gemachtigde: mr. P. Folsche),
en

de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

(gemachtigde: P.M.S. Slagter).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de gedeeltelijke afwijzing van aangevraagde studiefinanciering over 2022 en 2023 en de stopzetting van studiefinanciering over 2023.
1.1.
Verweerder heeft bij besluit van 22 november 2022 studiefinanciering aan eiseres toegekend over oktober tot en met december 2022 en januari 2023 tot en met maart 2023; over april tot en met december 2023 is geen studiefinanciering toegekend (“de onvolledige toekenning”). Op verzoek van eiseres is op 23 december 2022 besloten geen studiefinanciering over 2023 toe te kennen (“de herziening”). Met het bestreden besluit van 3 mei 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij deze besluiten gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 6 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres heeft op 20 oktober 2022 een aanvraag voor studiefinanciering ingediend op grond van de Wet studiefinanciering 2000 (“Wsf”). Verweerder heeft met de onvolledige toekenning besloten tot verlening van studiefinanciering in de vorm van een gift en een prestatiebeurs over de periode oktober 2022 tot en met maart 2023.
3. Op 23 december 2022 heeft eiseres een verzoek ingediend tot stopzetting van de studiefinanciering. Met de herziening heeft verweerder, overeenkomstig het verzoek van eiseres, besloten alsnog geen studiefinanciering toe te kennen over 2023.
4. Eiseres is in januari 2023 vertrokken naar Malta, om daar een universitaire studie te volgen, als onderdeel van haar opleiding in Nederland.
5. Eiseres wil dat alsnog studiefinanciering over 2023 wordt toegekend.
Wat stelt in eiseres in beroep?
6. Eiseres vindt de onvolledige toekenning onjuist. Zij was tot en met december 2022 migrerend werknemer.
7. Volgens eiseres is de herziening gebaseerd op een vergissing. Afgaande op informatie op de website van DUO, heeft eiseres in de veronderstelling verkeerd dat zij geen aanspraak maakte op studiefinanciering over 2023. Dit is telefonisch door een medewerker van DUO bevestigd. Daarom heeft eiseres het verzoek tot stopzetting gedaan. Eiseres is door DUO op het verkeerde been gezet; zij had aanspraak op studiefinanciering kunnen maken omdat zij haar status als werknemer had kunnen behouden. Dit volgt uit artikel 7 lid 3 van Richtlijn 2004/38 en ongepubliceerd beleid van verweerder.
Wat vindt de rechtbank?
8. De herziening brengt mee dat eiseres over het geheel van 2023 geen studiefinanciering ontvangt.
9. Tegen de herziening voert eiseres aan, dat zij op het verkeerde been is gezet over haar recht op studiefinanciering. Dit is onvoldoende onderbouwd. Niet blijkt dat verweerder onjuiste inlichtingen aan eiseres heeft verstrekt en dat zij op dergelijke inlichtingen is afgegaan. Evenmin is gebleken dat eiseres op grond van ongepubliceerd beleid haar status als werknemer in 2023 had kunnen behouden en studiefinanciering had kunnen ontvangen. Verweerder is uitgegaan van door eiseres verstrekte gegevens en mocht daaruit opmaken dat de studiefinanciering lager moest worden vastgesteld.
10. De herziening is dus zorgvuldig en op goede gronden tot stand is gekomen. Daarmee staat ook vast, dat aantasting van de onvolledige toekenning niet kan leiden tot het door eiseres beoogde resultaat. Eiseres heeft bij het beroep tegen het bestreden besluit, voor zover betrekking hebbend op de onvolledige toekenning, dus geen belang.

Conclusie en gevolgen

11. Het beroep tegen het bestreden besluit is ongegrond, voor zover dat besluit strekt tot ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de herziening. Het beroep tegen het bestreden besluit is gegrond, voor zover dat besluit strekt tot ongegrondverklaring van het bezwaar tegen de onvolledige toekenning; verweerder had eiseres wegens het ontbreken van procesbelang niet-ontvankelijk moeten verklaren. Voor een proceskostenvergoeding is geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep tegen het bestreden besluit ongegrond, voor zover het betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen het besluit van 22 november 2023;
  • vernietigt het bestreden besluit, voor zover het betreft de ongegrondverklaring van het bezwaar tegen het besluit van 23 december 2023, verklaart het bezwaar niet-ontvankelijk en bepaalt dat de uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het bestreden besluit.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. D.C. van Genderen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 januari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.