ECLI:NL:RBDHA:2024:375

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
NL23.38795
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag en verzoek om voorlopige voorziening

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt tevens het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2023 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting, omdat het beroep kennelijk ongegrond is.

Eiser, die stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben, voert aan dat verweerder bij het aanmeldgehoor geen gebruik heeft gemaakt van een registertolk. Hij betoogt dat de tolk niet geregistreerd was op het moment van controle op 20 december 2023. Eiser stelt ook dat hij grote moeite zal ondervinden om een nieuwe asielaanvraag in Frankrijk in te dienen, en dat verweerder niet kan uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. De rechtbank oordeelt echter dat het aanmeldgehoor niet onzorgvuldig is afgenomen en dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met mensenrechten bij overdracht aan Frankrijk.

De rechtbank concludeert dat de beroepsgronden van eiser niet slagen en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt niet-ontvankelijk verklaard, en er bestaat geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier, en is openbaar gemaakt op 16 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38795 (beroep) en NL23.38796 (voorlopige voorziening)

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. M.J.A. Bakker),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter beoordeelt in deze uitspraak het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 6 december 2023 niet in behandeling genomen omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank houdt in deze zaak geen zitting. Het beroep is namelijk kennelijk ongegrond. [1] Hieronder legt de rechtbank dat uit.
Waar gaat het over?
3. Eiser stelt de Sierra Leoonse nationaliteit te hebben en te zijn geboren op [geboortedatum] 1997. Verweerder heeft de aanvraag niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk zou zijn voor de behandeling daarvan.
Wat vindt eiser?
4. Eiser voert aan dat verweerder bij het aanmeldgehoor ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van een registertolk. De in het aanmeldgehoor genoemde tolk stond namelijk niet in het tolkenregister toen eiser op 20 december 2023 het tolkenregister controleerde. Het besluit is dan ook onzorgvuldig tot stand gekomen. Daarnaast voert eiser aan dat uit het rapport van AIDA [2] over Frankrijk blijkt dat hij grote moeite zal ondervinden om een nieuwe asielaanvraag in te dienen. Uit het claimakkoord blijkt dat eiser naar Toulouse zal vliegen en dat hij zich daar bij de prefectuur moet melden voor zijn uitzettingsprocedure, en dus niet voor een nieuwe asielaanvraag. Verweerder kan dan ook niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Frankrijk en had op grond van artikel 17 van de Dublinverordening [3] de asielaanvraag aan zich moeten trekken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Naar het oordeel van de rechtbank is het aanmeldgehoor niet onzorgvuldig afgenomen. Dat de in het verslag genoemde tolk op 20 december 2023 niet geregistreerd stond als registertolk, betekent niet dat hij ook ten tijde van het aanmeldgehoor op 21 augustus 2023 niet als registertolk was ingeschreven. Overigens heeft eiser tijdens en na afloop van het aanmeldgehoor aangegeven de tolk goed te kunnen begrijpen en te kunnen verstaan en is in beroep niet gemotiveerd aangegeven wat door de gestelde onzorgvuldigheid fout zou zijn gegaan. De beroepsgrond slaagt dan ook niet.
6. Verder geldt in Dublinzaken het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit houdt in dat verweerder er als uitgangspunt op mag vertrouwen dat andere lidstaten zich houden aan hun verplichtingen uit het Unierecht en mensenrechtenverdragen. Van dit uitgangspunt wordt slechts afgeweken indien eiser aannemelijk maakt dat het asiel- en opvangsysteem dusdanige tekortkomingen vertoont dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 3 van het EVRM [4] of artikel 4 van het Handvest [5] .
6.1.
Naar het oordeel van de rechtbank is eiser hierin niet geslaagd. Het aangehaalde AIDA-rapport is eerder beoordeeld door de hoogste bestuursrechter [6] en die zag daarin geen aanleiding om te oordelen dat verweerder ten aanzien van Frankrijk niet meer uit kan gaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. [7] In hetgeen eiser heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding om van dat oordeel af te wijken. De rechtbank heeft geen aanwijzingen dat eiser een eventuele herhaalde asielaanvraag niet zou kunnen of mogen indienen. Als eiser onvoldoende hulp en assistentie zou krijgen in Frankrijk, is het aan eiser om zich daarover te beklagen bij de daartoe geëigende instanties, dan wel bij de (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat dit in zijn geval niet mogelijk zou zijn.
7. Gelet op het voorgaande heeft verweerder eveneens terecht geen aanleiding hoeven zien om de aanvraag op grond van artikel 17 van de Dublinverordening aan zich te trekken.

Conclusie en gevolgen

8. De beroepsgronden slagen niet. De rechtbank twijfelt hier niet over. Daarom is het beroep kennelijk ongegrond.
9. Nu er uitspraak is gedaan in het beroep en er niet langer sprake is van connexiteit, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk verklaard.
10. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter verklaart het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:54, eerste lid, aanhef en onder c, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Asylum Information Database.
3.Verordening 604/2013
4.Europees verdrag voor de rechten van de mens.
5.Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie.
6.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling).
7.Uitspraak van 9 oktober 2023,