ECLI:NL:RBDHA:2024:3761

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
19 maart 2024
Zaaknummer
NL24.281
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf

In deze zaak hebben eisers, allen van Syrische nationaliteit, op 23 december 2020 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft deze aanvraag op 18 april 2023 afgewezen. Eisers hebben op 10 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen deze afwijzing, maar de staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend. Op 8 december 2023 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaren, waarna zij op 3 januari 2024 beroep hebben ingesteld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit op bezwaar te nemen. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eisers vastgesteld op € 437,50.

De rechtbank is zich bewust van de achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en heeft bepaald dat de staatssecretaris binnen acht weken na de bekendmaking van deze uitspraak een besluit op bezwaar moet nemen. De uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, en is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.281

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam],

geboren op [geboortedatum]
[naam],
geboren op [geboortedatum]
[naam],
geboren op [geboortedatum]
[naam],
geboren op [geboortedatum]
[naam],
geboren op [geboortedatum]
[naam],
geboren op [geboortedatum]
[naam],
geboren op [geboortedatum]
[naam],
geboren op [geboortedatum]
[naam],
geboren op [geboortedatum]
allen van Syrische nationaliteit,
V-nummers: [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer], [nummer] en [nummer]
eisers,
(gemachtigde: mr. P.A.J. Mulders),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris.

Inleiding

1. Eisers hebben op 23 december 2020 een aanvraag ingediend om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor verblijf als familie- of gezinslid in het kader van nareis.
1.1
Bij besluit van 18 april 2023 heeft de staatssecretaris de aanvraag van eisers afgewezen.
1.2
Eisers hebben op 10 mei 2023 bezwaar gemaakt tegen dit besluit.
1.3
Bij brief van 8 december 2023 hebben eisers de staatssecretaris in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op hun bezwaren. Eisers hebben vervolgens op
3 januari 2024 beroep ingesteld.
1.4
De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
1.5
Omdat het beroep kennelijk gegrond is doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Eisers hebben verzocht om vrijstelling van het griffierecht voor de behandeling van hun beroep wegens betalingsonmacht. Met het door eisers overgelegde formulier hebben zij voldoende aannemelijk gemaakt dat zij voldoen aan de voorwaarden voor vrijstelling. Het verzoek om vrijstelling van het griffierecht wordt toegewezen.
3. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
4. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
5. Het bezwaarschrift is ingediend op 10 mei 2023. De staatssecretaris moet, gelet op artikel 76 van de Vreemdelingenwet 2000, uiterlijk beslissen binnen negentien weken, gerekend vanaf de dag na die waarop de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift is verstreken. De staatssecretaris heeft de beslistermijn verlengd met zes weken. De staatssecretaris heeft eisers in de gelegenheid gesteld hun gronden aan te vullen. De staatssecretaris heeft de beslistermijn met twee weken opgeschort. De staatsecretaris heeft vervolgens medegedeeld uiterlijk 1 december 2023 te zullen beslissen. De staatssecretaris had dus uiterlijk op 1 december 2023 moeten beslissen. Eisers hebben de staatssecretaris op
8 december 2023, na het verstrijken van de beslistermijn, in gebreke gesteld. Eisers hebben meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de bezwaren. Het beroep is daarom kennelijk gegrond.
6. Omdat de staatssecretaris nog geen besluit op bezwaar heeft genomen, bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris dit alsnog moet doen. Op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb, moet de staatssecretaris dit doen binnen twee weken na het verzenden van deze uitspraak. In bijzondere gevallen of als dit vanwege een wettelijk voorschrift nodig is, kan de rechtbank op grond van het derde lid een andere termijn geven. Uit de uitspraak van de Afdeling van 8 juli 2020 volgt dat bij het bepalen van de lengte van de nadere termijn de zorgvuldigheid van de besluitvorming zwaar weegt. De rechter mag geen termijn stellen waarvan op voorhand vaststaat dat het bestuursorgaan die niet kan halen zonder onzorgvuldig te werk te gaan.
De rechtbank is bekend met de grote achterstanden bij het beslissen op nareisaanvragen en bezwaarschriften in nareisprocedures bij de staatssecretaris Daarom zal de rechtbank bepalen dat de staatssecretaris binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een besluit bekend dient te maken op het bezwaar.
7. Met toepassing van artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb bepaalt de rechtbank dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de beslistermijn wordt overschreden door de staatssecretaris. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
8. Op verzoek stelt de rechtbank de hoogte vast van de bestuurlijke dwangsom die de staatssecretaris op grond van afdeling 4.1.3 van de Awb verschuldigd is. Eisers hebben verzocht deze dwangsom vast te stellen. Omdat meer dan 42 dagen zijn verstreken na de dag als bedoeld in artikel 4:17 van de Awb, stelt de rechtbank de verbeurde dwangsom vast op
€ 1.442,-.
9. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eisers gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde van € 875,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het, met een besluit gelijk te stellen, niet tijdig nemen van een besluit op
bezwaar;
- draagt de staatssecretaris op binnen acht weken na de dag van bekendmaking van deze
uitspraak alsnog een besluit op bezwaar bekend te maken;
- bepaalt dat staatssecretaris eisers een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag
waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
- veroordeelt staatssecretaris in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 437,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van
A.J. Kinds, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.