In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 21 maart 2024, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar asielaanvraag beoordeeld. Eiseres, van Eritrese nationaliteit, had op 5 november 2021 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, die door de staatssecretaris op 30 oktober 2023 niet-ontvankelijk werd verklaard. De staatssecretaris legde eiseres ook een inreisverbod van twee jaar op. Eiseres had eerder een aanvraag ingediend die op 12 augustus 2020 was afgewezen, en het beroep daartegen was op 23 oktober 2020 ongegrond verklaard.
De rechtbank behandelt het beroep en concludeert dat de staatssecretaris ten onrechte heeft gesteld dat de door eiseres overgelegde documenten geen nieuwe elementen bevatten die relevant zijn voor de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de originele documenten, die eiseres bij haar huidige aanvraag heeft overgelegd, meer bewijswaarde hebben dan de eerder ingediende kopieën. De staatssecretaris had deze documenten moeten beschouwen in het kader van de ontvankelijkheid van de aanvraag.
De rechtbank verklaart het beroep gegrond, vernietigt het bestreden besluit en draagt de staatssecretaris op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak. Eiseres krijgt ook een proceskostenvergoeding van € 1.750,- toegewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan.