ECLI:NL:RBDHA:2024:3823

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
AWB 23-10898
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proceskostenveroordeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke procedure

Op 19 maart 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen C. Prachanan en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, met zaaknummer AWB 23-10898. Verzoeker, C. Prachanan, heeft een verzoek ingediend om de staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten, nadat hij zijn beroep had ingetrokken. Dit beroep was ingetrokken naar aanleiding van een besluit van de staatssecretaris op 10 november 2023, waarin zijn aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) werd ingewilligd. De rechtbank heeft de staatssecretaris de gelegenheid gegeven om te reageren op het verzoek om proceskostenveroordeling, waarop de staatssecretaris aangaf dat er geen aanleiding was voor een dergelijke veroordeling.

De rechtbank heeft zonder zitting uitspraak gedaan en het verzoek om proceskostenveroordeling afgewezen. De rechtbank overweegt dat, hoewel de staatssecretaris tegemoet is gekomen aan het beroep van verzoeker, er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Dit is omdat het beroepschrift niet is ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en er verder geen proceskosten zijn aangetoond die voor vergoeding in aanmerking komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank heeft het verzoek als kennelijk ongegrond afgewezen.

Daarnaast heeft de rechtbank opgemerkt dat de staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden, en dat verzoeker zich hiervoor tot de staatssecretaris moet wenden. De uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/10898

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 maart 2024 in de zaak tussen

C. Prachanan, uit Groningen, verzoeker

V-nummer: 293.091.7969
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (de staatssecretaris)

(gemachtigde: M. Ten Bosch).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het verzoek van verzoeker om een veroordeling van de staatssecretaris in de proceskosten. Verzoeker heeft dit verzoek gedaan bij de intrekking van zijn beroep. Hij heeft het beroep ingetrokken omdat de staatssecretaris op 10 november 2023 een besluit heeft genomen op zijn aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv).
1.1.
De rechtbank heeft de staatssecretaris in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek om veroordeling in de proceskosten. De staatssecretaris heeft de rechtbank meegedeeld dat geen aanleiding bestaat voor een veroordeling in de proceskosten.
1.2.
De rechtbank doet zonder zitting uitspraak op het verzoek om proceskostenveroordeling. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenveroordeling af. Zij legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Wanneer wordt een bestuursorgaan in de proceskosten veroordeeld?
3. Als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, kan de bestuursrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. [2]
Is de staatssecretaris aan verzoeker tegemoetgekomen?
4. De rechtbank moet dus beoordelen of de staatssecretaris geheel of gedeeltelijk aan verzoeker is tegemoetgekomen.
4.1.
Op 17 september 2023 heeft verzoeker beroep ingesteld omdat de staatssecretaris geen besluit heeft genomen op zijn mvv aanvraag. De staatssecretaris heeft bij besluit van 10 november 2023 de aanvraag ingewilligd. Hiermee is de staatssecretaris tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker.
Moet de staatssecretaris de proceskosten van verzoeker vergoeden?
5. De staatssecretaris is weliswaar tegemoet gekomen aan het beroep van verzoeker, maar toch bestaat geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Het beroepschrift is niet ingediend door een derde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent en ook verder is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen zoals bedoeld in artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht. De rechtbank wijst het verzoek als kennelijk ongegrond af.
Krijgt verzoeker een vergoeding van het griffierecht?
6. De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris verplicht is het door verzoeker betaalde griffierecht van € 184,- te vergoeden. [3] . Verzoeker moet zich hiervoor dan ook tot de staatssecretaris wenden.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.W. de Jonge, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo , griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, in samenhang met artikel 8:75a, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Dit volgt uit artikel 8:75a van de Awb en is nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3.Dit volgt uit artikel 8:41, zevende lid, van de Awb.