ECLI:NL:RBDHA:2024:3832

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
NL23.32397
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen afwijzing visumaanvraag wegens onvoldoende sociale en economische binding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot het verlenen van een visum kort verblijf. De aanvraag werd door verweerder afgewezen op 24 februari 2023, en het bezwaar van eiseres werd op 14 september 2023 kennelijk ongegrond verklaard. Eiseres, geboren in 1972 en van Marokkaanse nationaliteit, had op 11 april 2023 een visum aangevraagd voor vriendenbezoek in Nederland. De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 behandeld, waarbij de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat verweerder terecht twijfels heeft over het voornemen van eiseres om Nederland te verlaten voor het verstrijken van het visum. Eiseres heeft onvoldoende aangetoond dat zij sociale en economische binding heeft met Marokko. De rechtbank stelt vast dat de stellingen van eiseres over haar economische situatie en sociale binding niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank concludeert dat verweerder de aanvraag om deze redenen heeft mogen afwijzen en dat de hoorplicht niet is geschonden, omdat er geen aanleiding was om eiseres te horen in bezwaar.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe en is openbaar gemaakt op 13 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.32397
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres (gemachtigde: mr. M.S. Yap),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, (gemachtigde: mr. S. Kowsari).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag tot het verlenen van een visum kort verblijf.
2. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 24 februari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 14 september 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard en is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
3. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
4. De rechtbank heeft het beroep op 1 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres, mevrouw [referent] (referent) en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

5. Eiseres is geboren op [geboortedatum] 1972 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Op 11 april 2023 heeft zij een visum voor kort verblijf aangevraagd met als doel vriendenbezoek bij referent.
6. Verweerder heeft met het bestreden besluit het bezwaar van eiseres kennelijk ongegrond verklaard en daarmee de afwijzing van de visumaanvraag gehandhaafd, omdat eiseres het doel en de omstandigheden van het voorgenomen verblijf onvoldoende heeft aangetoond. Verder bestaat er redelijke twijfel over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten te verlaten vóór het verstrijken van de geldigheid van het aangevraagde visum, omdat niet is gebleken van (voldoende) sociale en economische binding met Marokko.
7. Eiseres kan zich niet verenigen met het bestreden besluit. Zij stelt zich op het standpunt dat zij duidelijk uiteen heeft gezet wat het doel van haar bezoek is en dat de band tussen haar en referent kon worden afgeleid uit de vragenlijst. Ten aanzien van de sociale binding met Marokko stelt eiseres dat verweerder onvoldoende heeft gemotiveerd waarom er sprake is van een zeer geringe sociale binding. Verweerder heeft onvoldoende meegewogen dat eiseres haar hele leven in Marokko woont, is getrouwd en een thuiswonende zoon heeft. Met betrekking tot de economische binding heeft verweerder zich volgens eiseres ook ten onrechte op het standpunt gesteld dat er sprake is van een zeer geringe economische binding. Eiseres stelt dat zij heeft aangetoond dat zij volledig in haar eigen onderhoud kan voorzien, haar echtgenoot heeft namelijk een pensioen waar zij van kunnen leven. Daarnaast is [A] , een familielid, ingebracht als garantsteller en wil hij eiseres ondersteunen in de komst naar Nederland. Eiseres stelt verder dat verweerder haar had moeten horen in bezwaar. Zij had in bezwaar nadere uitleg kunnen geven over haar bestaan in Marokko en het reisdoel. Eiseres heeft verweerder dan ook steeds gevraagd of hij over voldoende informatie beschikt.
8. De rechtbank stelt voorop dat de weigeringsgronden die zijn opgenomen in artikel 32, eerste lid, van de Visumcode ieder afzonderlijk voldoende zijn om een visum te weigeren. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie beschikt verweerder over een ruime beoordelingsmarge bij de beoordeling van de relevante feiten om te bepalen of één van deze weigeringsgronden van toepassing is. De rechter kan het besluit van verweerder hierover daarom slechts terughoudend toetsen.
9. De rechtbank oordeelt dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van het visum te verlaten. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
10. Met betrekking tot de economische binding overweegt de rechtbank dat verweerder de economische binding van eiseres met Marokko onvoldoende aangetoond mocht achten. Eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat zij over een regelmatig en substantieel inkomen beschikt om in haar eigen onderhoud te kunnen voorzien. De niet met stukken onderbouwde stelling dat eiseres en haar echtgenoot kunnen leven van diens pensioen is onvoldoende om de economische binding mee aan te tonen. Ook de garantstelling van [A] is geen onderbouwing van de gestelde economische binding van eiseres met haar land van herkomst.
11. Ten aanzien van de sociale binding heeft verweerder kunnen overwegen dat de omstandigheid dat eiser een achterblijvende echtgenoot heeft onvoldoende is om het ontbreken van een economische binding mee te compenseren. Anders dan eiseres stelt, is de omstandigheid dat eiseres in Marokko een thuiswonende zoon heeft eveneens onvoldoende om te kunnen spreken van voldoende sociale binding. De zoon van eiseres is immers al 27 jaar en eiseres heeft niet met stukken onderbouwd dat zij voor hem verantwoordelijk is.
12. Met betrekking tot de hoorplicht overweegt de rechtbank als volgt. Verweerder mag slechts met toepassing van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Awb van het horen in bezwaar afzien, als er op voorhand redelijkerwijs geen twijfel over mogelijk is dat de bezwaren niet kunnen leiden tot een andersluidend standpunt.
De rechtbank is van oordeel dat verweerder heeft mogen afzien van het horen van eiseres in bezwaar. Uit het primaire besluit blijkt dat eiseres haar sociale en economische binding met Marokko onvoldoende heeft aangetoond. In hetgeen eiseres in bezwaar heeft aangevoerd, heeft verweerder geen aanleiding hoeven zien om eiseres nader te horen. Eiseres heeft namelijk in bezwaar en beroep haar gestelde economische binding niet met stukken onderbouwd. Daarnaast had een gehoor niks afgedaan aan de bevindingen over de sociale binding. De rechtbank is dan ook van oordeel dat, gelet op de motivering van het primaire besluit en wat eiseres daartegen in bezwaar heeft aangevoerd, aan voornoemde maatstaf is voldaan.
13. Nu de rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat er redelijke twijfel bestaat over het voornemen van eiseres om het grondgebied van de lidstaten vóór het verstrijken van het visum te verlaten, heeft verweerder de aanvraag reeds om die reden mogen afwijzen.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.E.M. van Abbe, rechter, in aanwezigheid van
N.J. Biswane, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.