ECLI:NL:RBDHA:2024:3836

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
NL24.5251
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatigheid van de maatregel van bewaring en verzoek om schadevergoeding in asielzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een Tunesische vreemdeling. De eiser, vertegenwoordigd door mr. S. Benayad, had beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring die op 1 augustus 2023 door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel op 26 januari 2024 was opgeheven, maar dat de beoordeling zich beperkte tot de vraag of eiser recht had op schadevergoeding voor de periode waarin de maatregel van bewaring van kracht was. De rechtbank heeft eerder in een andere uitspraak geoordeeld dat de maatregel tot het sluiten van het onderzoek rechtmatig was. De periode die in geschil was, besloeg van 19 januari 2024 tot en met 26 januari 2024. Eiser had aangevoerd dat hij niet kon terugkeren naar Tunesië vanwege vervolging, maar de rechtbank oordeelde dat hij geen nieuwe asielaanvraag had ingediend en dat de gestelde druk bij het verkrijgen van de laissez-passer niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat de maatregel van bewaring niet onrechtmatig was en wees het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak werd gedaan door mr. N.M. Spelt, in aanwezigheid van griffier mr. P. Bruins, en werd openbaar gemaakt op 12 maart 2024.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.5251
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Benayad), en
de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: mr. J.A.C.M. Prins).

Procesverloop

Verweerder heeft op 1 augustus 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft op 26 januari 2024 de maatregel van bewaring opgeheven.
De rechtbank heeft het beroep op 26 februari 2024 op een zitting behandeld. Eiser is, met bericht van verhindering, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt van Tunesische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van
het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 25 januari 2024 (in de zaak NL24.1410) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek. Dat betekent dat de periode in geschil 19 januari 2024 tot en met 26 januari 2024 is.
4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat de maatregel op 26 januari 2024 is opgeheven in verband met de uitzetting van eiser naar Tunesië. Onderweg heeft eiser zich echter in Rome dusdanig verzet, dat de reis is afgebroken en hij op 27 januari 2024 naar Nederland is teruggekeerd en opnieuw in bewaring is gesteld. Deze maatregel van 27 januari 2024 valt buiten het geschil dat hier aan de orde is.
5. Eiser heeft aangevoerd dat hij bijna een jaar in bewaring heeft verbleven, waarbij hij meermaals heeft aangegeven niet te kunnen terugkeren naar Tunesië vanwege vervolging.
6. Uit de stukken blijkt dat eiser op verschillende grondslagen aansluitend in bewaring heeft gezeten vanaf 8 maart 2023. In de uitspraak van 25 januari 2024 is daarmee al rekening gehouden. Eiser heeft niet nader aangegeven in hoeverre de thans te beoordelen periode tot een andersluidend oordeel zou moeten leiden. De rechtbank ziet hiervoor ambtshalve ook geen aanleiding, mede gelet op de korte duur van de te beoordelen periode. Deze beroepsgrond slaagt niet.
7. Mocht eiser van mening zijn dat hij in Tunesië wordt vervolgd, dan staat het hem vrij om een nieuwe asielaanvraag in te dienen. Gesteld noch gebleken is dat hij dit heeft gedaan. De rechtbank ziet daarom niet in wat deze stelling voor invloed zou moeten hebben op de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel. Deze beroepsgrond slaagt niet.
8. Eiser heeft ook nog aangevoerd dat de staatssecretaris veel druk heeft toegepast bij het verkrijgen van de laisser passer.
9. De rechtbank stelt voorop dat de maatregel van bewaring kan worden toegepast om de verplichte medewerking van een vreemdeling aan de uitzetting af te dwingen. Eiser heeft niet nader onderbouwd in welke vorm en mate die gestelde druk is uitgeoefend en in hoeverre de staatssecretaris daarbij de grenzen van de zorgvuldigheid en evenredigheid zou hebben overschreden, of onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van eiser. Deze beroepsgrond slaagt niet.
10. Eiser heeft voorts aangevoerd dat de wijze waarop hij is uitgezet, onmenselijk is. Voor zover dit in deze procedure ter toetsing staat, heeft eiser deze grond evenmin nader onderbouwd, zodat deze beroepsgrond ook niet slaagt.
11. Ook met inachtneming van de ambtshalve toetsing waartoe zij gehouden is, is de rechtbank van oordeel dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek niet op enig moment onrechtmatig was.
12. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.M. Spelt, rechter, in aanwezigheid van mr. P. Bruins, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
12 maart 2024

Documentcode: [documentcode]

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.