ECLI:NL:RBDHA:2024:384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 januari 2024
Publicatiedatum
16 januari 2024
Zaaknummer
NL24.290
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Mondelinge uitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongegrond beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring in vreemdelingenzaak met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 12 januari 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de voortduren van de maatregel van bewaring van een eiser van Marokkaanse nationaliteit. De maatregel van bewaring was eerder opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 29 oktober 2023, op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft tegen deze maatregel beroep ingesteld en verzocht om schadevergoeding. Tijdens de zitting op 12 januari 2024 zijn eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de gemachtigde van verweerder wel aanwezig was.

De rechtbank heeft de zaak onmiddellijk na sluiting van het onderzoek ter zitting behandeld en mondeling uitspraak gedaan. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. In de overwegingen van de rechtbank werd benadrukt dat de maatregel van bewaring eerder was getoetst in een andere zaak en dat er voldoende voortvarendheid was aangetoond door verweerder in het proces van uitzetting naar Marokko. De rechtbank concludeerde dat er concreet zicht op uitzetting bestond, mede door de bevestiging van de Marokkaanse autoriteiten van de identiteit van eiser en de boeking van een vlucht voor 25 januari 2024.

De rechtbank oordeelde dat er geen grond was voor het oordeel dat de maatregel van bewaring onrechtmatig was en dat het verzoek om een lichter middel, zoals een wekelijkse meldplicht, onvoldoende was onderbouwd. De uitspraak werd openbaar uitgesproken door rechter N.M. van Waterschoot, in aanwezigheid van griffier A.E. Geçer. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.290
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

geboren op [geboortedatum],
van Marokkaanse nationaliteit,
v-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. S. Wortel),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: me. G.M. Bouius).

Procesverloop

Verweerder heeft op 29 oktober 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 12 januari 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn, met voorafgaand bericht hierover, niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Met inachtneming van artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) heeft de rechtbank onmiddellijk na sluiting van het onderzoek ter zitting mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst in de uitspraak van 5 december 2023 in de zaak NL23.36969. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of het voortduren van de maatregel van bewaring sinds het moment van het sluiten van het onderzoek in de voorgaande zaak op 1 december 2023 rechtmatig is.
3. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt en dat er concreet zicht op uitzetting naar Marokko bestaat. Verweerder heeft in de onderhavige beoordelingsperiode op 3 januari 2024 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Daarnaast heeft verweerder op 12 december 2023 en 2 januari 2024 schriftelijk gerappelleerd op de laissez-passer (lp)-aanvraag. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder, onder verwijzing naar de schriftelijke verklaring van 29 december 2023 van het Marokkaanse consulaat, naar voren gebracht dat de Marokkaanse autoriteiten eisers nationaliteit en identiteit hebben bevestigd, met dien verstande dat eiser onder een andere naam bij de Marokkaanse autoriteiten bekend is. Verder heeft de gemachtigde van verweerder naar voren gebracht dat er inmiddels een lp is verstrekt, dat er een vluchtakkoord is tot stand gekomen en dat er een vlucht met escorts voor eiser is geboekt voor 25 januari 2024. Eisers betoog dat er nog geen lp is afgegeven, faalt derhalve.
4. De rechtbank ziet ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in deze beoordelingsperiode onrechtmatig is geweest. Verder is eisers enkele stelling dat moet worden volstaan met een lichter middel, zoals een wekelijkse meldplicht, onvoldoende onderbouwd zodat al daarom voor opheffing van de bewaring dan wel het opleggen van een lichter middel geen grond bestaat.
5. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 12 januari 2024 door mr. N.M. van Waterschoot, rechter, in aanwezigheid van mr. A.E. Geçer, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.