ECLI:NL:RBDHA:2024:3857

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
20 maart 2024
Zaaknummer
NL24.8138
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel wegens onvoldoende motivering en disproportionaliteit

In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, een Colombiaans gezin, hadden beroep ingesteld tegen een besluit van 1 februari 2024, waarbij hen werd opgelegd om in de gemeente Gilze te verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel niet deugdelijk was gemotiveerd en dat er geen kenbare belangenafweging had plaatsgevonden. De eisers waren niet verschenen op de zitting, maar hun gemachtigden hadden hun standpunten naar voren gebracht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond waarom de maatregel noodzakelijk was en waarom niet kon worden volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht. De rechtbank concludeerde dat de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig was en heeft het beroep gegrond verklaard. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €550,- aan de eisers voor de onterecht opgelegde maatregel, evenals de proceskosten van €875,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.8138

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum 1],
van Colombiaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer 1],
mede namens zijn minderjarige kind:
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum 2],
V-nummer: [nummer 2],
hierna samen: eisers,
(gemachtigde: mr. S. Oukil),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

Bij besluit van 1 februari 2024 (het bestreden besluit) heeft de staatssecretaris aan eisers een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eisers hebben tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de gronden ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 15 maart 2024 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Vw kan door de staatssecretaris overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
a. geen rechtmatig verblijf heeft;
b. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d, en e.
1.1.
Op grond van artikel 56, tweede lid, van de Vw blijft toepassing van het eerste lid achterwege, dan wel wordt de toepassing beëindigd, zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat.
1.2.
De vrijheidsbeperkende maatregel kan ingevolge artikel 5.1. van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) bestaan uit:
a. een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of;
b. een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.
1.3.
In paragraaf A5/1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat vermeld dat, anders dan bij de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zoals neergelegd in de Vw, een vrijheidsbeperkende maatregel in de regel niet disproportioneel zal zijn indien deze nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van de vreemdeling. Wel moet worden nagegaan of in de gegeven omstandigheden, de door de vreemdeling gestelde belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van de vreemdeling voor het vertrekproces.
1.4.
In paragraaf A5/5 van de Vc staat vermeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 – in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54 eerste lid, van de Vw – wordt opgelegd op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf.
2. De staatssecretaris heeft eisers verplicht om met ingang van 6 februari 2024 te verblijven in de gemeente Gilze, alwaar zij zich in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Gezinslocatie Gilze dienen op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eisers niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Verder beschikken eisers niet over een vaste woon- of verblijfsplaats, noch over voldoende middelen van bestaan.
2.1.
Ter zitting is gebleken dat eisers het weekend doorbrengen op de gezinslocatie in Gilze en de doordeweekse dagen, middels een ontheffing van de meldplicht, doorbrengen in de Gezinskliniek van [plaats 1]. Ter zitting is eveneens gebleken dat ook aan de partner c.q. moeder van eisers een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd en dat er tegen deze vrijheidsbeperkende maatregel geen beroep is ingesteld.
Standpunten partijen
3. Eisers stellen dat de maatregel onrechtmatig is, omdat de maatregel niet voldoet aan het evenredigheids-, proportionaliteits- en subsidiariteitsvereiste. Hiertoe voeren eisers aan dat ze binnen 24 uur nadat er een afwijzing is gedeeld met betrekking tot de aanvraag van de artikel 64 Vw-procedure, een voorlopige voorziening hebben ingediend, waartegen de staatssecretaris niet in verzet is gegaan. Eisers stellen dus rechtmatig verblijf te hebben omdat zij de bezwaarprocedure in Nederland mogen afwachten. Eisers voeren verder aan dat een lichter middel alleen kan worden toegepast met als doel effectieve verwijdering, waar in het geval van eisers dus geen sprake van kan zijn.
3.1.
Eisers stellen verder dat er geen sprake is van een risico op onderduiken of het ontwijken of belemmeren van de terugkeer- dan wel de verwijderingsprocedure. Hiertoe voeren eisers aan dat op last van de medisch behandelaar het gezin, inclusief eisers, is opgenomen in de Gezinskliniek van [plaats 1]. Hierdoor is het voor eisers niet mogelijk om geplaatst te worden in de Gezinslocatie te Gilze. Eisers stellen verder dat zij al voor het opleggen van de maatregel kenbaar hebben gemaakt dat de partner c.q. moeder van eisers al onder behandeling was bij [plaats 2].
4. De staatssecretaris stelt dat er inderdaad een voorlopige voorziening is ingediend binnen 24 uur na de afwijzing van de artikel 64 Vw-aanvraag. Dit betekent volgens de staatssecretaris echter nog niet dat er sprake is van rechtmatig verblijf, dit rechtmatig verblijf ontstaat pas wanneer de voorlopige voorziening wordt toegewezen. Dat de staatssecretaris heeft aangegeven eisers niet uit te zullen zetten in afwachting van de voorlopige voorziening betekent niet dat er rechtmatig verblijf ontstaat. Doordat eisers geen rechtmatig verblijf in Nederland hebben is er ook geen sprake van recht op opvang. De staatssecretaris meent dat de openbare orde deze maatregel vordert, in ieder geval omdat er geen vaste woon- of verblijfplaats is en eisers geen middelen van bestaan hebben. Ook stelt de staatssecretaris dat er geen alternatief is omdat eisers geen recht hebben op reguliere opvang en zij anders op straat komen te staan.
4.1.
De staatssecretaris erkent ter zitting dat de maatregel meerdere motiveringsgebreken bevat, zo is de toelichting bij de gronden blanco en is niet gereageerd op de aangevoerde omstandigheden. De staatssecretaris verzoekt de rechtbank de gebreken te passeren omdat er medische en psychische zorg op de gezinslocatie aanwezig is en omdat opname in specialistische zorg kan worden bewerkstelligd door middel van ontheffing van de meldplicht (zoals in het onderhavige geval ook is gebeurd). De staatssecretaris voert aan dat het verzoek om te passeren is ingegeven uit praktische overwegingen voor de situatie van eisers.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank overweegt dat bij elke maatregel die de bewegingsvrijheid van de vreemdeling beperkt of ontneemt heeft te gelden dat de maatregel niet alleen zorgvuldig moet worden voorbereid maar ook deugdelijk moet worden gemotiveerd. De rechtbank acht hiervoor de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State ten aanzien van de motiveringsvereisten van de maatregel van bewaring en het toetsen van de maatregel door de rechtbank overeenkomstig van toepassing als het gaat om een maatregel van vrijheidsbeperking.
5.1.
Ingevolge artikel 93, eerste lid, van de Vw wordt het opleggen van een maatregel strekkende tot vrijheidsbeperking voor het instellen van beroep gelijkgesteld met een besluit. Uit een besluit tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel moet voor de betrokken vreemdeling duidelijk blijken welke gronden de staatssecretaris heeft gebruikt en waarom deze gronden van toepassing zijn. Hierbij heeft in ieder geval te gelden dat de gronden van de maatregel expliciet moeten worden gegeven en deze gronden ook worden voorzien van een deugdelijke motivering. Tevens moet in de maatregel worden gemotiveerd waarom niet kan worden volstaan met een alternatieve – lichtere – verplichting zoals bijvoorbeeld de oplegging van enkel een meldplicht. Weliswaar wordt een artikel 56 Vw- maatregel geregeld opgelegd als een lichter middel voor de maatregel van bewaring, echter ook ten aanzien van de vrijheidsbeperkende maatregel heeft te gelden dat in de maatregel deugdelijk moet worden gemotiveerd waarom het doel dat wordt beoogd niet met een ander middel kan worden bereikt. De rechtbank overweegt dat de argumenten die eiser in zijn gehoor voorafgaand aan oplegging van de maatregel heeft genoemd om af te zien van oplegging van de maatregel – kenbaar – moeten worden betrokken en gewogen bij de beslissing om de maatregel op te leggen. De rechtbank verwijst hierbij naar paragraaf A5/1 van de Vc, waarin onder meer is bepaald dat ook ten aanzien van vrijheidsbeperking de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit voortdurend in acht moeten worden genomen.
5.2.
De maatregel vermeldt op pagina 2 het volgende:
(…)
Bovengenoemde vreemdeling is omtrent dit besluit in de gelegenheid gesteld zijn/haar zienswijze kenbaar te maken. Hierbij zijn door de vreemdeling geen bijzondere omstandigheden aangevoerd.
* Voor wat betreft de daarbij aangevoerde omstandigheden, te weten:
Partner van betrokken vreemdeling geeft aan dat ze niet naar Gilze willen vanwege medische omstandigheden. Partner betrokken vreemdeling ondergaat psychische behandeling bij [plaats 2] en heeft deze psychische behandeling nodig.
* Wordt bij het opleggen van deze maatregel het volgende overwogen:
De DT&V ziet geen aanleiding om, de door betrokken vreemdeling aangevoerde omstandigheden, niet over te gaan tot plaatsing Gl Gilze per 6 februari 2024. Plaatsing zal per 6 februari plaatsvinden.
Er is voorts niet gebleken dat afgezien zou moeten worden van het opleggen van dit besluit.
(…)
5.3.
Het proces-verbaal van gehoor vermeldt op pagina 1 het volgende:
(…)
De vreemdeling verklaarde mij ten aanzien van de hem op te leggen maatregel: Liever niet naar de Gl Gilze te worden overgeplaatst, maar er wel aan te zullen meewerken. Ten aanzien van mogelijke medische omstandigheden waarmee rekening zou moeten worden gehouden: De partner van betrokkene staat onder medische behandeling van psychische klachten bij [plaats 2]. De partner van betrokkene wenst de behandeling bij [plaats 2] voort te zetten gedurende het verblijf op de Gl Gilze.
(…)
5.4.
De rechtbank stelt vast dat de motivering bij de gronden die aan eisers worden tegengeworpen, op grond waarvan de maatregel van vrijheidsbeperking wordt opgelegd, ontbreekt. Hiertoe overweegt de rechtbank dat het ontbreken van de toelichting door de staatssecretaris ter zitting niet is betwist. De rechtbank stelt daarnaast vast dat de motivering, die dient te volgen uit zowel het aangevoerde in het proces-verbaal van gehoor als de aangevoerde omstandigheden bij oplegging van de maatregel, ontbreekt in de maatregel van vrijheidsbeperking. In de maatregel wordt niet ingegaan op de door eisers aangevoerde omstandigheden en worden de medische omstandigheden niet kenbaar afgewogen. De staatssecretaris gaat daarnaast in de maatregel voorbij aan het gegeven dat eisers doordeweeks verblijf hebben in de gezinskliniek [plaats 1]. Ter zitting is gebleken dat door de staatssecretaris niet is onderzocht of eisers ook gedurende het weekend kunnen verblijven in die gezinskliniek gedurende de afwachting van de voorlopige voorziening op het bezwaar in de artikel 64 Vw-procedure.
5.5.
Gelet op het vorenstaande is het voor de rechtbank niet duidelijk geworden waarom niet kan worden volstaan met een alternatieve – lichtere verplichting – zoals bijvoorbeeld de oplegging van enkel een meldplicht. Ook heeft de staatssecretaris de argumenten die eiser in zijn gehoor voorafgaand aan de oplegging van de maatregel heeft genoemd om af te zien van oplegging van de maatregel naar het oordeel van de rechtbank niet kenbaar betrokken en gewogen bij de beslissing om de maatregel op te leggen. De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot het oordeel dat de vrijheidsbeperkende maatregel, in weerwil van de daaraan ten grondslag gelegde gronden, onvoldoende is gemotiveerd en mogelijk disproportioneel moet worden geacht, gelet op de afweging van alle daarbij betrokken belangen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vrijheidsbeperkende maatregel van aanvang af onrechtmatig is geweest.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is gegrond.
7. Gelet op het voorgaande behoeven de overige beroepsgronden geen bespreking.
8. De rechtbank ziet aanleiding om aan eisers een schadevergoeding toe te kennen voor de dagen die zij ten onrechte in de Gezinslocatie te Gilze hebben verbleven. De rechtbank gaat ervanuit dat een maatregel, inhoudende de beperking van de bewegingsvrijheid, evenals een vrijheidsontnemende maatregel, immateriële schade tot gevolg heeft bij degene die de maatregel dient te ondergaan. Die schade zal bij een vrijheidsbeperkende maatregel wel geringer zijn dan bij een vrijheidsontnemende maatregel. Hiervan uitgaande acht de rechtbank aannemelijk dat eisers ten gevolge van de ten onrechte opgelegde maatregel immateriële schade hebben geleden van € 25,- per dag die zij ten onrechte in de Gezinslocatie te Gilze hebben doorgebracht. De rechtbank kent een schadevergoeding toe voor 22 dagen onrechtmatige (tenuitvoerlegging van de) vrijheidsbeperkende maatregel van 22 x € 25,- = € 550,-.
9. De rechtbank veroordeelt de staatssecretaris in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875,- (1 punt voor het indienen van een beroepschrift met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). Omdat aan eisers een toevoeging is verleend, moet de staatssecretaris de proceskostenvergoeding betalen aan de rechtsbijstandverlener.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • beveelt de opheffing van de vrijheidsbeperkende maatregel;
  • veroordeelt de Staat der Nederlanden tot het betalen van een schadevergoeding aan eisers tot een bedrag van €550- en beveelt de tenuitvoerlegging van deze schadevergoeding;
  • veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €875,-
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.