In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eisers, een Colombiaans gezin, hadden beroep ingesteld tegen een besluit van 1 februari 2024, waarbij hen werd opgelegd om in de gemeente Gilze te verblijven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de maatregel niet deugdelijk was gemotiveerd en dat er geen kenbare belangenafweging had plaatsgevonden. De eisers waren niet verschenen op de zitting, maar hun gemachtigden hadden hun standpunten naar voren gebracht. De rechtbank oordeelde dat de staatssecretaris niet had aangetoond waarom de maatregel noodzakelijk was en waarom niet kon worden volstaan met een lichter middel, zoals een meldplicht. De rechtbank concludeerde dat de vrijheidsbeperkende maatregel onrechtmatig was en heeft het beroep gegrond verklaard. Tevens is de staatssecretaris veroordeeld tot het betalen van een schadevergoeding van €550,- aan de eisers voor de onterecht opgelegde maatregel, evenals de proceskosten van €875,-.