ECLI:NL:RBDHA:2024:3950
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Veroordeling tot vergoeding van proceskosten na intrekking asielberoep
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende een asielaanvraag. De eiser, die een asielaanvraag had ingediend op 19 maart 2022, heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op deze aanvraag. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze zaak. Op 7 maart 2023 heeft de staatssecretaris de asielaanvraag van de eiser ingewilligd, waarna de eiser zijn beroep heeft ingetrokken. Bij deze intrekking heeft de eiser verzocht om de verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de staatssecretaris niet binnen de geldende termijn op de asielaanvraag heeft beslist en de aanvraag is ingewilligd terwijl er een beroep tegen het niet-tijdig beslissen liep, is de staatssecretaris geheel tegemoetgekomen aan het beroep van de eiser. Het verzoek van de eiser om vergoeding van de proceskosten wordt dan ook als kennelijk gegrond toegewezen.
De rechtbank heeft de proceskosten vastgesteld op € 437,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. Dit bedrag is berekend voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, waarbij de rechtbank de wegingsfactor 'licht' heeft toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, in aanwezigheid van griffier mr. Ż.A. Meinert, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.