8.3.Artikel 31.4.1, aanhef en onder d, van de planregels bepaalt dat het op gronden met de bestemming ‘Waarde – Archeologie 3’ verboden is om zonder omgevingsvergunning waterlopen, vijvers, sloten, greppels en andere watergangen te graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten of anderszins herprofileren.
9. Vast staat dat eiseres op 14 juni 2021 een aanvraag heeft gedaan voor een omgevingsvergunning voor het dempen en graven van watergangen en het aanleggen van duikers op het perceel. Verder staat vast dat eiseres op 23 juli 2021 een principeverzoek heeft ingediend voor de realisatie van een grondbank, waterberging en een zonnepark op het perceel. Dit verzoek heeft verweerder op 4 november 2021 afgewezen vanwege strijd het met bestemmingsplan en omdat verweerder niet bereid is daarvan af te wijken, aangezien het plan ruimtelijk niet aanvaardbaar is geacht.
10. Nu de aanvraag om deze omgevingsvergunning is ingediend op 14 juni 2021 en het principeverzoek, dat betrekking heeft op de realisatie van een grondbank, waterberging en een zonnepark op hetzelfde perceel, slechts één maand later, op 23 juli 2021, is ingediend, moeten de aanvragen in samenhang bezien worden. Daarbij betrekt de rechtbank ook dat op de kaart bij de aanvraag om de omgevingsvergunning ‘grondbank’ staat en dat eiseres ter plaatse geen agrarisch bedrijf heeft. Eiseres heeft gelet op het vorenstaande niet aannemelijk gemaakt dat het dempen en graven van watergangen een agrarisch gebruik dienen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat het beoogde gebruik van de gronden anders is dan in overeenstemming met de bestemmingsomschrijving van artikel 3.1.1 van de planregels. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
Heeft verweerder kunnen besluiten niet af te wijken van het bestemmingsplan?
11. Eiseres voert aan dat er redenen zijn om af te wijken van het bestemmingsplan. Volgens eiseres worden de waarden van het landschap op geen enkele wijze negatief beïnvloed. De watergangen die gedempt worden en de diverse te verwijderen dammen worden gecompenseerd met nieuwe watergangen en dammen die dezelfde uitstraling hebben.
11. Verweerder komt bij de beslissing om al dan niet toepassing te geven aan de hem toegekende bevoegdheid om in afwijking van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning te verlenen, beleidsruimte toe en het moet de betrokken belangen afwegen. De bestuursrechter oordeelt niet zelf of verlening van de omgevingsvergunning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De bestuursrechter beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het besluit onevenredig zijn in verhouding tot de met de verlening van de omgevingsvergunning te dienen doelen.
13. Verweerder heeft ter zitting onweersproken toegelicht dat het dempen en graven van de watergangen impact heeft op de landschappelijke waarde van het gebied, aangezien het een slagenlandschap betreft en de kenmerkende strokenverkaveling door de aangevraagde werkzaamheden zou worden doorbroken. De landschappelijke waarde van het slagenlandschap wordt daardoor geschaad, terwijl er geen reëel belang tegenover staat, aangezien het principeverzoek is geweigerd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op basis van deze belangenafweging in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat de aangevraagde activiteit in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
14. Voor zover eiseres stelt het niet te kunnen volgen dat wel een watervergunning is verleend door het dagelijks bestuur van Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden maar geen omgevingsvergunning is verleend, overweegt de rechtbank dat beide vergunningen een afzonderlijk toetsingskader hebben. Ook deze beroepsgrond slaagt daarom niet.