ECLI:NL:RBDHA:2024:4058
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep wegens niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres op 12 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent in het kader van nareis. Na een lange periode zonder besluit heeft eiseres de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 27 juli 2023 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen. Vervolgens heeft zij op 21 januari 2024 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. De staatssecretaris heeft geen verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris niet tijdig heeft beslist op de aanvraag, wat in strijd is met de wettelijke termijn van 90 dagen zoals vastgelegd in de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de termijn voor het nemen van een besluit op 3 januari 2023 verstreken was en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Aangezien de staatssecretaris geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd en geen verweerschrift heeft ingediend, heeft de rechtbank het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de bekendmaking van de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de verbeurde dwangsom vastgesteld op € 1.442,- en de proceskosten van eiseres op € 437,50. Eiseres heeft bovendien een verzoek om vrijstelling van het griffierecht ingediend, dat voorlopig is toegewezen, omdat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.