ECLI:NL:RBDHA:2024:4060
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep wegens niet tijdig beslissen op aanvraag voor machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiseres op 31 oktober 2022 een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) als familie- of gezinslid bij haar referent in het kader van nareis. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft echter niet tijdig op deze aanvraag beslist. Eiseres heeft de staatssecretaris op 13 juni 2023 in gebreke gesteld, maar er is geen verweerschrift ingediend. Op 25 januari 2024 heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de staatssecretaris de beslissing op de aanvraag niet binnen de wettelijk vereiste termijn van 90 dagen heeft genomen, zoals voorgeschreven in de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat de staatssecretaris niet heeft voldaan aan de wettelijke verplichting om tijdig te beslissen. De rechtbank heeft de staatssecretaris opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres.
Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De verbeurde dwangsom is vastgesteld op € 1.442,-, en de staatssecretaris is veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 437,50. Eiseres heeft ook een verzoek om vrijstelling van het griffierecht ingediend, dat door de rechtbank voorlopig is toegewezen, omdat zij aannemelijk heeft gemaakt dat zij voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling.