ECLI:NL:RBDHA:2024:4108

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 maart 2024
Publicatiedatum
25 maart 2024
Zaaknummer
NL23.6487
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • H. Hanssen - Telman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardig relaas en overlastgeverstatus

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 25 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, had op 24 oktober 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de staatssecretaris op 16 februari 2024 als kennelijk ongegrond werd afgewezen. De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde niet verschenen, terwijl de staatssecretaris vertegenwoordigd was.

De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is, omdat de staatssecretaris de status van eiser als overlastgever heeft meegewogen in de beoordeling van zijn asielrelaas. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat deze status onterecht is en dat hij dubbel gestraft wordt voor zijn verleden. De rechtbank oordeelt echter dat de staatssecretaris de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser terecht in twijfel heeft getrokken. Eiser heeft tegenstrijdige verklaringen afgelegd over zijn ervaringen in Spanje en de bedreigingen die hij en zijn familie in Algerije hebben ondervonden.

De rechtbank stelt vast dat de staatssecretaris niet verplicht was om eiser opnieuw te horen over zijn psychische klachten, aangezien eiser geen medische onderbouwing heeft geleverd. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat de staatssecretaris geen extra tijd hoefde te bieden voor het overleggen van documenten, omdat eiser onvoldoende inspanningen heeft geleverd om identificerende documenten te verkrijgen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de afwijzing van de asielaanvraag, zonder vergoeding van proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.6487

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M. Rasul)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. V.R. Bloemberg).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Hij heeft op 24 oktober 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De staatssecretaris heeft met het bestreden besluit van 16 februari 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 18 maart 2024 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met kennisgeving niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij in 2015 Algerije heeft verlaten, omdat hij dacht in Europa een betere toekomst te hebben. Met de hulp van twee buurtgenoten die werkten als smokkelaars heeft eiser de overtocht naar Spanje gemaakt. Vlak voor hun aankomst is de groep opgepakt. Eiser heeft vervolgens, in ruil voor een verblijfsvergunning, een getuigenis afgelegd tegen de twee smokkelaars. Zij zijn gearresteerd en na een gevangenisstraf van vier jaar uitgezet naar Algerije. In Algerije hebben zij de familie van eiser bedreigd door onder meer aan te kondigen hun huis in brand te zullen steken. Ook is de broer van eiser mishandeld. Op eiser zelf is in Spanje een aanslag gepleegd. Vier vrienden van de smokkelaars hebben eiser opgezocht in een discotheek in Alicante. Eiser heeft weten te ontkomen en is naar Dortmund gevlucht. Later is eiser weer teruggekeerd naar Spanje.
Het bestreden besluit
5. De staatssecretaris heeft allereerst aangegeven dat de omstandigheid dat eiser zich zowel in Nederland als in Spanje niet heeft gehouden aan geldende wet- en regelgeving geen blijk geeft van de door hem gestelde behoefte aan internationale bescherming. Eiser wordt aangemerkt als overlastgever.
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de staatssecretaris de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met smokkelaars.
De staatssecretaris vindt het eerste relevante element geloofwaardig. Het tweede relevante element acht de staatssecretaris ongeloofwaardig. Eiser heeft volgens de staatssecretaris namelijk tegenstrijdig en ongerijmd verklaard over de poging om hem in een Spaanse discotheek te vermoorden. Daarnaast zijn de verklaringen over de bedreigingen van hem en zijn familie oppervlakkig en gebaseerd op aannames. Dat er een verband zou bestaan tussen de mishandeling van zijn broer en de bedreigingen, volgt de staatssecretaris evenmin.
Beoordeling door de rechtbank
Overlastgever
7. Eiser heeft in beroep aangevoerd dat de staatssecretaris in het bestreden besluit ten onrechte heeft meegewogen dat hij als overlastgever te boek staat. Voor de gepleegde strafbare feiten heeft eiser zijn straf uitgezeten. Door hem deze nu weer tegen te werpen wordt eiser dubbel gestraft. Bovendien heeft hij spijt van zijn handelingen in het verleden en is hij naar Nederland gekomen om een nieuw leven op te bouwen. Hij is nooit vrijwillig niet op afspraken verschenen.
7.1.
Met betrekking tot het betitelen van eiser als overlastgever, heeft de gemachtigde van de staatssecretaris op de zitting desgevraagd aangegeven dat deze omstandigheid afbreuk doet aan de geloofwaardigheid van het relaas in zijn algemeenheid, maar dat het los moet worden gezien van de inhoudelijke beoordeling van eisers asielrelaas. De inhoudelijke beoordeling zou niet anders zijn uitgevallen wanneer eiser niet als overlastgever was aangemerkt, aldus verweerder. De rechtbank is van oordeel dat daarmee hetgeen eiser heeft gesteld over het overlast geven niet tot een gegrond beroep kan leiden. Gelet op het voorgaande is immers geen sprake van een dragende overweging en mede gezien het navolgende kan de overige motivering het bestreden besluit dragen.
Omstandigheden tijdens het gehoor
8. Eiser heeft voorts aangevoerd dat de staatssecretaris ten onrechte niet heeft laten onderzoeken of hij vanwege zijn psychische klachten wel in staat was om gehoord te worden. Bovendien had de staatssecretaris met horen moet wachten totdat eiser na zijn detentie in vrijheid was gesteld, omdat het horen in de penitentiaire inrichting extra druk en stress voor hem meebracht, zoals hij ook diverse keren tijdens het gehoor heeft aangegeven. De staatssecretaris zou eiser daarom opnieuw moeten horen.
8.1.
De rechtbank volgt eiser niet in dit standpunt. Zoals de staatssecretaris in het bestreden besluit heeft aangegeven heeft eiser eventuele psychische klachten niet met medische stukken onderbouwd. Daarnaast is hij tot twee keer toe niet verschenen op de afspraken bij Medifirst, welke tot doel hebben om vast te stellen of een vreemdeling gehoord kan worden. Dat het gehoor heeft moeten plaatsvinden terwijl eiser zich in detentie bevond, is een omstandigheid die eiser aan zichzelf te wijten heeft. Daarbij blijkt uit het verslag van het nader gehoor dat de hoormedewerker rekening heeft gehouden met de persoonlijke omstandigheden van eiser, en de opmerkingen die hij daarover maakte, door daar begrip voor te tonen, uit te leggen waarom de vragen van belang waren, te informeren of eiser nog verder kon of wilde of dat hij behoefte had aan een pauze om vervolgens rekening te houden met zijn antwoord. Ook kan de staatssecretaris gevolgd worden in zijn standpunt dat eiser tijdens het gehoor is gevraagd of hij alles heeft kunnen verklaren wat hij wilde. Deze vraag heeft eiser bevestigend beantwoord. Daarnaast had hij in de correcties en aanvullingen en in de zienswijze zijn verklaringen kunnen aanvullen of corrigeren. Nu van deze mogelijkheid geen gebruik is gemaakt en ook in beroep niet is aangegeven wat onbesproken is gebleven, heeft de staatssecretaris eiser niet opnieuw dan wel aanvullend behoeven te horen.
Documenten
9. Tevens meent eiser dat de staatssecretaris hem ten onrechte geen nadere termijn heeft geboden om documenten te overleggen.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris eiser die gelegenheid niet heeft hoeven bieden. Zij constateert dat eiser sinds zijn komst naar Nederland bijna een jaar de tijd heeft gehad om identificerende documenten te bemachtigen, maar geen aantoonbare pogingen daartoe heeft ondernomen. Dat eiser een gedeelte van deze tijd in detentie heeft doorgebracht, maakt dit niet anders nu hij zijn gemachtigde om hulp had kunnen vragen. In dit verband heeft de staatssecretaris ook de omstandigheid mogen betrekken dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over zijn identificerende documenten. Zo heeft hij in het aanmeldgehoor aangegeven zijn paspoort in Spanje te zijn verloren, terwijl hij in nader gehoor heeft verklaard dat dit paspoort zich bevindt bij familie in Frankrijk van wie hij in het aanmeldgehoor nog had gezegd dat hij ze nooit had ontmoet. De staatssecretaris heeft dan ook geen aanleiding behoeven te zien om eiser meer tijd te gunnen voor het overleggen van documenten.
De geloofwaardigheid van het asielrelaas
10. Eiser voert in beroep aan dat de staatssecretaris hem ten onrechte pas in het voornemen heeft geconfronteerd met mogelijke tegenstrijdige verklaringen in de gehoren. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 16 december 2020 [1] meent eiser dat de staatssecretaris hem de gelegenheid had moeten bieden om hierover tijdens het nader gehoor opheldering te geven. Voorts is eiser van mening dat de staatssecretaris onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij wisselend heeft verklaard over de schietpartij en waarom zijn verklaringen over de wijze waarop hij heeft weten te ontsnappen onduidelijk zijn. Ook heeft hij nooit verklaard dat hij met de hulp van anderen heeft weten te ontkomen. De aanslag is door anderen verijdeld, te weten de menigte waartussen hij kon verdwijnen. Hij heeft ook niet tegenstrijdig verklaard over het moment waarop de aanslag plaatsvond. Toen hij in het aanmeldgehoor het jaartal 2018 noemde, ging dat niet over deze aanslag. Daarnaast stelt eiser zich op het standpunt dat hij voldoende concreet over de bedreigingen heeft verklaard en dat voor de mishandeling van zijn broer geen andere logische verklaring bestaat dan zijn problemen met de smokkelaars.
10.1
Deze beroepsgrond slaagt niet. In dit kader heeft de staatssecretaris allereerst terecht gewezen op de uitspraak van de Afdeling van 19 januari 2024. [2] Hierin oordeelt de Afdeling dat uit artikel 16 van de Procedurerichtlijn [3] niet volgt dat de staatssecretaris de vreemdeling alleen tegenstrijdigheden mag tegenwerpen waarmee hij tijdens het gehoor is geconfronteerd. Nu eiser in het onderhavige geval zowel tijdens het nader gehoor met meerdere tegenstrijdigheden is geconfronteerd als in zijn zienswijze de gelegenheid heeft gehad om te reageren op de tegenstrijdigheden die hem in het voornemen zijn tegengeworpen, is voldaan aan het vereiste uit artikel 16 van de Procedurerichtlijn dat de vreemdeling in de gelegenheid wordt gesteld om uitleg te geven over tegenstrijdigheden in zijn verklaringen. Voorts heeft de staatssecretaris mogen stellen dat het relaas van eiser dermate summier, vaag en ook op bepaalde punten tegenstrijdig is zodat niet geloofwaardig is gemaakt dat eiser bij terugkeer naar Algerije heeft te vrezen. Zo heeft eiser tijdens het nader gehoor eerst verklaard dat hij is beschoten, om later te verklaren dat hij een vuistslag in het gezicht heeft gekregen terwijl er met het pistool alleen gedreigd werd. Voorts heeft het de staatssecretaris mogen bevreemden dat eiser aan het incident heeft weten te ontkomen door tussen de mensen door weg te rennen. Dit terwijl hij een vuistslag in het gezicht had gehad waardoor hij uit balans was geraakt, zijn belagers met z’n vieren waren, zij een pistool hadden getrokken en zij schijnbaar geen pogingen hebben ondernomen om hem tegen te houden of te achtervolgen. Voorts heeft eiser in het aanmeldgehoor verklaard dat hij, in plaats van te zijn weggerend, hulp heeft gekregen van een andere persoon. Als hij hiermee wordt geconfronteerd tijdens het nader gehoor antwoordt hij hier ontwijkend op. Ook heeft eiser tegenstrijdig verklaard over het jaar waarin het incident plaatsvond en over het doen van aangifte. Daarnaast heeft de staatssecretaris van de verklaringen over de bedreigingen in Algerije mogen vinden dat zij oppervlakkig zijn en voornamelijk gebaseerd op aannames. Dat de smokkelaars eiser zouden willen vermoorden is louter gebaseerd op hetgeen eiser hierover van zijn moeder heeft gehoord. Bovendien zijn de bedreigingen niet actueel, omdat de familie nu met rust zou worden gelaten omdat één van de smokkelaars in de gevangenis zit. Ook zijn de verklaringen over de dreigementen wisselend en onduidelijk. Zo kan eiser niet aangeven hoe vaak zijn familie mondeling bedreigd is, kan hij weinig informatie verschaffen over de inhoud van de bedreigingen en heeft hij wisselend verklaard over wie van de twee smokkelaars het huis van de familie in brand wilde steken. Ten slotte heeft de staatssecretaris niet behoeven te volgen dat er een verband bestaat tussen de mishandeling van de broer van eiser en zijn problemen met de smokkelaars, omdat eiser niet heeft weten aan te geven waaruit die samenhang zou moeten blijken. Gelet op het vorenstaande heeft de staatssecretaris het relaas van eiser ongeloofwaardig mogen achten en niet behoeven aan te nemen dat hij bij terugkeer naar Algerije heeft te vrezen.

Conclusie en gevolgen

11. De staatssecretaris heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond. Het beroep is ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, rechter, in aanwezigheid van
mr. P.C.J. Lindeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

3.Richtlijn 2013/32/EU.