ECLI:NL:RBDHA:2024:4143

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL24.9835 en NL24.11000
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 Vreemdelingenwet 2000

In deze zaak hebben eisers, van Iraakse nationaliteit, beroep ingesteld tegen de vrijheidsbeperkende maatregel die hen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is opgelegd op basis van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. De rechtbank heeft op 15 maart 2024 de beroepen behandeld, maar eisers en hun gemachtigde zijn niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft vastgesteld dat eisers geen rechtmatig verblijf hebben en niet hebben voldaan aan de verplichting om Nederland te verlaten. De staatssecretaris heeft hen verplicht om in de gemeente Katwijk te verblijven, waar zij zich in een vrijheidsbeperkende locatie moeten ophouden. De rechtbank overweegt dat de staatssecretaris terecht heeft gesteld dat de openbare orde de maatregel vordert, gezien het feit dat eisers niet hebben meegewerkt aan hun vertrek uit Nederland. De rechtbank heeft de argumenten van eisers, waaronder de stelling dat de bestreden besluiten ondeugdelijk zijn gemotiveerd en dat er onvoldoende rekening is gehouden met hun medische omstandigheden, verworpen. De rechtbank concludeert dat de vrijheidsbeperkende maatregel rechtmatig is opgelegd en dat de beroepen ongegrond zijn. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.9835 en NL24.11000

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen

[naam 1] en [naam 2], eisers,

geboren op [geboortedatum 1] en [geboortedatum 2],
van Iraakse nationaliteit,
V-nummers: [nummer 1] en [nummer 2],
mede namens hun minderjarige kinderen:
[minderjarige 1],met V-nummer [nummer 3],
[minderjarige 2],met V-nummer [nummer 4],
[minderjarige 3], met V-nummer [nummer 5],
hierna samen: eisers,
(gemachtigde: mr. J.P. van Mulken),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de staatssecretaris,

(gemachtigde: mr. G.M. Bouius).

Procesverloop

Bij besluiten van 6 maart 2024 (de bestreden besluiten) heeft de staatssecretaris aan eisers een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) (hierna: de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eisers hebben tegen de bestreden besluiten beroep ingediend.
De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de beroepen op 15 maart 2024 op zitting behandeld. Eisers en hun gemachtigde zijn, met bericht van verhindering, niet verschenen. De staatssecretaris heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Ingevolge artikel 56, eerste lid, van de Vw kan door de staatssecretaris overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te geven regels, indien het belang van de openbare orde of de nationale veiligheid zulks vordert, de vrijheid van beweging worden beperkt van de vreemdeling die:
a. geen rechtmatig verblijf heeft;
b. rechtmatig verblijf heeft op grond van artikel 8, met uitzondering van de onderdelen b, d, en e.
1.1.
Op grond van artikel 56, tweede lid, van de Vw blijft toepassing van het eerste lid achterwege, dan wel wordt de toepassing beëindigd, zodra de vreemdeling te kennen geeft Nederland te willen verlaten en hiertoe voor hem ook gelegenheid bestaat.
1.2.
De vrijheidsbeperkende maatregel kan ingevolge artikel 5.1 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) bestaan uit:
a. een verplichting zich bij verblijf in Nederland in een bepaald gedeelte van Nederland te bevinden, of;
b. een verplichting zich te houden aan een verbod om zich in een bepaald gedeelte of bepaalde gedeelten van Nederland te bevinden.
1.3.
In paragraaf A5/1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) staat vermeld dat, anders dan bij de oplegging van een vrijheidsontnemende maatregel zoals neergelegd in de Vw, een vrijheidsbeperkende maatregel in de regel niet disproportioneel zal zijn indien deze nodig is voor de voorbereiding van het vertrek van de vreemdeling. Wel moet worden nagegaan of in de gegeven omstandigheden, de door de vreemdeling gestelde belangen zwaarder moeten wegen dan het belang van de overheid bij het beschikbaar houden van de vreemdeling voor het vertrekproces.
1.4.
In paragraaf A5/5 van de Vc staat vermeld dat de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw – in combinatie met een toezichtmaatregel op grond van artikel 54 eerste lid, van de Vw – wordt opgelegd op grond van de openbare orde of de nationale veiligheid aan de vreemdeling zonder rechtmatig verblijf.
2. De staatssecretaris heeft eisers verplicht om met ingang van 8 maart 2024 te verblijven in de gemeente Katwijk, alwaar zij zich in de vrijheidsbeperkende locatie (VBL) Gezinslocatie Katwijk dienen op te houden. De staatssecretaris heeft overwogen dat de openbare orde de maatregel vordert en acht hierbij van belang dat eisers niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Verder beschikken eisers niet over een vaste woon- of verblijfsplaats, noch over voldoende middelen van bestaan. Tot slot werpt de staatssecretaris eisers tegen dat het hen niet langer is toegestaan te verblijven in een reguliere opvanglocatie omdat het recht op opvang per 24 februari 2024 is verstreken.
Standpunten van eisers
3. Eisers stellen dat de bestreden besluiten ondeugdelijk zijn gemotiveerd, onzorgvuldig tot stand zijn gekomen en onevenredige gevolgen hebben, waardoor de bestreden besluiten derhalve in strijd zijn met artikel 3:2 jo. 3:46 van de Awb en het evenredigheidsbeginsel. Eisers voeren aan dat de maatregelen onrechtmatig zijn, omdat er geen artikel 54 maatregel is opgelegd bij de artikel 56 maatregel. Eisers stellen voorts dat de bestreden besluiten onvoldoende zorgvuldig zijn voorbereid en tot stand zijn gekomen. Hiertoe voeren zij aan dat ondertekende exemplaren van de M108-B formulieren ontbreken en dat er geen onder ede opgemaakt proces-verbaal ten grondslag ligt aan de bestreden besluiten. Eisers voeren verder aan dat uit het proces-verbaal niet blijkt hoe het gesprek is verlopen of welke vragen aan eisers zijn gesteld. Eisers stellen dat het terugkeerbesluit van 7 december 2023 niet in het dossier zit en dat dit onderdeel van de bestreden besluiten dan ook onvoldoende deugdelijk is onderbouwd. Eisers voeren aan dat zij verblijfsrechtelijke procedures in Nederland hebben lopen en dat zij die ook in Nederland mogen afwachten. Eisers stellen dat het niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten niet op goede gronden aan hen kan worden tegengeworpen in het kader van de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel.
3.1.
Eisers stellen voorts dat niet is gebleken dat de staatssecretaris ook maar enigszins heeft onderzocht of eisers over middelen van bestaan beschikken, dit blijkt volgens hen in ieder geval niet uit het proces-verbaal van het gehoor. Tegenwerping van deze grond heeft niet zorgvuldig plaatsgevonden en is niet zorgvuldig tot stand gekomen. Voorts stellen eisers dat door de staatssecretaris in de bestreden besluiten onvoldoende rekening is gehouden met het lopende verzoek om een voorlopige voorziening, waar tot op heden nog niet op is beslist. Verder voeren eisers aan dat er onvoldoende zorgvuldig rekening is gehouden met de medische omstandigheden en overige persoonlijke en individuele omstandigheden van eisers en dat de staatssecretaris hier ook onvoldoende onderzoek naar heeft verricht. De staatssecretaris heeft niet overwogen dat eisers onder medische behandeling staan en dat de specialistische behandeling die zij nodig hebben maar op drie locaties in Nederland kan worden geboden en dat zo’n locatie zich niet in de gemeente Katwijk bevindt. Eisers onderbouwen dit met het overleggen van een advies van een medisch specialist cardiologie. Eisers stellen dat in het onderhavige geval niet kan worden volstaan met een standaardoverweging dat de medische zorg in de Gezinslocatie te Katwijk aansluit bij de reguliere zorg in Nederland. Eisers stellen voorts dat niet is gebleken dat het GZA Maastricht overleg heeft gehad met de behandeld arts van eisers. Eisers voeren hiertoe aan dat het niet inzichtelijk is wat het akkoord van het GZA Maastricht inhoudt en wat er precies besproken is.
3.3.
Eisers stellen tot slot dat er ten onrechte geen lichter middel is opgelegd. Hiertoe voeren zij aan dat een meldplicht of een vrijheidsbeperkende maatregel met als toegewezen locatie de gemeente Maastricht passender is.
Standpunten van de staatssecretaris
4. De staatssecretaris stelt dat met een artikel 54 Vw maatregel de dagelijkse meldplicht wordt bedoeld die geldt voor vreemdelingen aan wie een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd. Deze meldplicht – en dus artikel 54 Vw maatregel – wordt mondeling medegedeeld aan de vreemdeling in het aankomstgesprek door de medewerkers op de COa-locatie.
4.1.
De staatssecretaris stelt voorts dat het ontbreken van een ondertekende versie van de M108-B formulieren in het dossier, niet maakt dat de maatregel onrechtmatig is of onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. De staatssecretaris stelt dat niet wordt betwist dat er een gehoor heeft plaatsgevonden voorafgaand aan het opleggen van de maatregel. De staatssecretaris stelt verder dat het niet opstellen van het proces-verbaal in een vraag en antwoord stijl en het niet bevatten van een letterlijke weergave van het gesprek, niet maakt dat de maatregel onvoldoende zorgvuldig is voorbereid. Hiertoe stelt de staatssecretaris dat uit de M108-B formulieren voldoende blijkt waar in het gehoor over is gesproken met eisers.
4.2.
De staatssecretaris stelt voorts dat voldoende is gemotiveerd waarom de openbare orde in dit geval het opleggen van de vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 56 van de Vw vordert. Hiertoe stelt de staatssecretaris dat gedurende het verzoek om een voorlopige voorziening te treffen geen uitzettingshandelingen zullen worden verricht, maar dat dit niet betekent dat sprake is van rechtmatig verblijf. De staatssecretaris stelt dat rechtmatig verblijf pas ontstaat wanneer het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen, wat tot op heden nog niet is gebeurd. De staatssecretaris stelt voorts dat ondanks dat eisers niet verwijderbaar zijn, dit niet maakt dat niet verlangd kan worden dat eisers werken aan hun vertrek. De staatssecretaris stelt dat eisers nog geen enkele actie hebben ondernomen om hun vertrek uit Nederland voor te bereiden en dat zij derhalve niet meewerken aan het realiseren van hun vertrek. Voorts stelt de staatssecretaris dat het voldoende duidelijk is dat eisers geen vaste woon- of verblijfplaats of voldoende middelen van bestaan hebben. Hiertoe stelt de staatssecretaris dat eisers afhankelijk zijn van de verstrekkingen en opvang van het COa. De staatssecretaris benadrukt dat de maatregel is opgelegd omdat eisers geen rechtmatig verblijf en daarmee geen recht op opvang hebben. De staatssecretaris acht het niet wenselijk dat een gezin met jonge kinderen op straat komt te staan en gaat in gevallen zoals het onderhavige over tot het opleggen van een vrijheidsbeperkende maatregel op een gezinslocatie.
4.3.
De staatssecretaris stelt zich op het standpunt dat in de bestreden besluiten voldoende aandacht is besteed aan de medische omstandigheden van eisers en dat afdoende gemotiveerd is weergegeven waarom in die medische omstandigheden geen aanleiding wordt gezien af te zien van het opleggen van de maatregel. De staatssecretaris wijst hierbij op paragraaf A5/5 van de Vc waarin staat dat tijdelijke ontheffing van de maatregel kan worden verleend in bijzondere situaties, zoals het bezoeken van een medisch specialist. De staatssecretaris wijst er voorts op dat het overgelegde medisch advies niet is gegeven in het kader van de overplaatsing naar Katwijk, maar dat het is gegeven in het kader van de artikel 64 Vw procedure.
4.4.
Ten aanzien van het lichter middel stelt de staatssecretaris tot slot dat daar in het onderhavige geval niet voor is gekozen omdat in situaties waarin sprake is van gezinnen met minderjarige kinderen altijd wordt gekozen voor plaatsing op een gezinslocatie.
Beoordeling rechtbank
5. De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht aan de vrijheidsbeperkende maatregel ten grondslag heeft gelegd dat eisers niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten. Op 25 januari 2024 heeft de staatssecretaris de aanvraag in de artikel 64 Vw-procedure afgewezen en aan eisers een terugkeerbesluit opgelegd, waarvan de vertrektermijn is verstreken op 24 februari 2024. De rechtbank overweegt dat eisers tegen de afwijzing van de artikel 64 Vw-procedure binnen 24 uur hebben verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank overweegt voorts dat ondanks dat de staatssecretaris heeft aangegeven geen uitzettingshandelingen te gaan verrichten, dit niet maakt dat er sprake is van rechtmatig verblijf. Rechtmatig verblijf ontstaat pas wanneer het ingediende verzoek om een voorlopige voorziening wordt toegewezen. De rechtbank volgt eisers dan ook niet in het standpunt dat het niet hebben voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten niet op goede gronden aan hen kan worden tegengeworpen in het kader van de oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel. Nu eisers geen rechtmatig verblijf hebben en de vertrektermijn is verstreken, rust op hen de rechtsplicht om Nederland te verlaten en mee te werken aan hun vertrek. De rechtbank is verder van oordeel dat de enkele stelling van eisers, dat de staatssecretaris geen onderzoek heeft verricht naar de woon- of verblijfplaats van eisers en het niet beschikken over voldoende middelen van bestaan, geen doel treft, nu door eisers niet is onderbouwd of aannemelijk is gemaakt dat sprake zou zijn van een alternatieve woon- of verblijfplaats of het beschikken over voldoende middelen van bestaan.
5.1.
De rechtbank is voorts van oordeel dat het ontbreken van een ondertekende versie of een op ambtseed opgesteld proces-verbaal niet kan leiden tot onrechtmatigheid van de bestreden besluiten nu de inhoud van de stukken niet wordt betwist. De rechtbank volgt het betoog van eisers, dat de vrijheidsbeperkende maatregel onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat er geen artikel 54 Vw maatregel in het dossier zit, niet. Hiertoe overweegt de rechtbank dat met een artikel 54 Vw maatregel de dagelijkse meldplicht wordt bedoeld, die geldt voor vreemdelingen aan wie een vrijheidsbeperkende maatregel is opgelegd, en dat deze maatregel aan eisers is medegedeeld in het aankomstgesprek op de COa-locatie. Nu aan eisers op 25 januari 2024 een nieuw terugkeerbesluit is opgelegd en eisers de vertrektermijn ongebruikt hebben laten verstrijken treft het betoog van de gemachtigde van eisers dat het terugkeerbesluit van 7 december 2023 naar een verkeerd adres is gestuurd geen doel.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat uit de vrijheidsbeperkende maatregel blijkt dat kenbaar is meegewogen dat eisers specialistische medische behandeling nodig hebben, dat niet is gebleken dat de medische voorzieningen in de gezinslocatie voor eiser ontoereikend zijn en dat voor bezoek aan een medisch specialist om een tijdelijke ontheffing van de maatregel kan worden verzocht. De rechtbank overweegt dat de stelling van eisers, dat de specialistische zorg die zij nodig hebben maar op drie locaties in Nederland kan worden verzorgd, niet is onderbouwd. De rechtbank ziet geen aanleiding voor het oordeel, dat het ontbreken van deze overweging in de maatregel maakt, dat geen rekening is gehouden met de medische omstandigheden van eisers. Nu de kinderen van eisers naar school kunnen gaan in de gemeente Katwijk, ziet de rechtbank onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat de staatssecretaris een lichter middel op had moeten leggen. Gelet op al deze omstandigheden heeft de staatssecretaris zich naar oordeel van de rechtbank terecht op het standpunt gesteld dat het belang van de openbare orde de maatregel vordert en dat geen lichter middel kon worden opgelegd.

Conclusie en gevolgen

6. De beroepen zijn ongegrond.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.