Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[Naam], eiser
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de maatregel van bewaring van een eiser met de Ethiopische nationaliteit. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, dat op 4 maart 2024 was genomen, waarin de maatregel van bewaring was opgelegd op grond van artikel 59a, eerste lid, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser zich akkoord had verklaard met schriftelijke afdoening van het beroep en dat de gronden van het beroep op 11 maart 2024 waren ingediend. De staatssecretaris heeft op 13 maart 2024 een verweerschrift ingediend en de rechtbank heeft op dezelfde dag het onderzoek gesloten.
De rechtbank heeft overwogen dat de staatssecretaris voldoende gronden heeft aangevoerd voor de maatregel van bewaring, waaronder het risico dat de eiser zich aan het toezicht zou onttrekken. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zware gronden die aan de maatregel ten grondslag lagen feitelijk juist waren en dat de staatssecretaris voldoende had toegelicht dat ook de lichte gronden bijdroegen aan het risico op onttrekking. De rechtbank heeft de argumenten van de eiser, waaronder de geestelijke omstandigheden en de voortvarendheid van de staatssecretaris, verworpen. De rechtbank concludeert dat de maatregel van bewaring terecht is opgelegd en dat het beroep ongegrond is. Het verzoek om schadevergoeding is eveneens afgewezen. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is een rechtsmiddel tegen deze uitspraak mogelijk bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na bekendmaking.