ECLI:NL:RBDHA:2024:4179

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL24.11172
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring ongegrond; toetsing van de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring in het vreemdelingenrecht

Op 10 november 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft op 19 maart 2024 het vooronderzoek gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting zal worden behandeld. De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de maatregel van bewaring getoetst en vastgesteld dat deze tot het sluiten van het onderzoek op 8 februari 2024 rechtmatig was. Eiser heeft geen gronden ingediend tegen het voortduren van de maatregel, maar merkte op dat zijn naam op een laissez-passer niet geheel overeenkomt met de door hem opgegeven naam. De rechtbank oordeelt dat dit niet leidt tot onrechtmatigheid van de maatregel. De rechtbank ziet geen aanleiding om het voortduren van de maatregel van bewaring niet langer rechtmatig te achten. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. De uitspraak is gedaan door rechter W.P.C.G. Derksen, in aanwezigheid van griffier J. de Graaf, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11172

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 26 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser], eiser, v-nummer: [nummer]

(gemachtigde: mr. C.Z.A.M. Skanderova),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Inleiding

1. De staatssecretaris heeft op 10 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.1.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.2.
De staatssecretaris heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
1.3.
Eiser heeft hierop gereageerd.
1.4.
De rechtbank heeft het vooronderzoek op 19 maart 2024 gesloten en bepaald dat de zaak niet op zitting zal worden behandeld. [1]

Beoordeling

2. Als de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw 2000 of bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw 2000 het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. [2] Uit deze uitspraken volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek (op 8 februari 2024) dat aan de uitspraak van 15 februari 2024 ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 8 februari 2024 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. De rechtbank stelt vast dat eiser geen gronden heeft ingediend tegen het voortduren van de maatregel van bewaring. Wel heeft eiser volledigheidshalve opgemerkt dat zijn naam op een door de Marokkaanse autoriteiten verstrekt laissez-passer volgens hem niet geheel overeenkomt met de eerder door hem aan de staatssecretaris opgegeven naam. De rechtbank is van oordeel dat dit er niet toe leidt dat de opgelegde maatregel van bewaring hierom onrechtmatig is.
5. De rechtbank ziet ambtshalve [3] geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring, bij afweging van alle daarbij betrokken belangen, op dit moment niet langer rechtmatig kan worden geacht.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van
J. de Graaf, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Dit is mogelijk op grond van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 96, eerste lid, van de Vw 2000.
2.RB Den Haag (zp Arnhem) 23 november 2023, zaaknummer NL23.35693 (niet gepubliceerd),
3.HvJEU 8 november 2023, ECLI:EU:C:2022:858.