ECLI:NL:RBDHA:2024:4198
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening tijdelijke bescherming Oekraïense verzoekster
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 20 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een Oekraïense vrouw, had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat haar tijdelijke bescherming zou eindigen na 4 maart 2024. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om haar tijdelijke bescherming en de bijbehorende voorzieningen te behouden gedurende de behandeling van haar beroep. De voorzieningenrechter oordeelde dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming verzoekster zou benadelen, aangezien zij dan geen aanspraak meer kon maken op de rechten die aan deze status verbonden zijn. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van onverwijlde spoed en dat het belang van verzoekster om haar voorzieningen te behouden zwaarder woog dan het belang van de staatssecretaris om deze onmiddellijk te beëindigen. Daarom werd het verzoek toegewezen en werd het bestreden besluit geschorst totdat er uitspraak is gedaan op het beroep. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 875. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van griffier mr. S.D.C.J. Verheezen, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.