ECLI:NL:RBDHA:2024:420

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
NL24.118
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en voortvarend handelen in onderzoek naar Belgisch verblijfsrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 januari 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring van eiser, die de Surinaamse nationaliteit heeft. De maatregel van bewaring was op 8 november 2023 opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek gesloten op 5 januari 2024.

De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot 22 november 2023. De beoordeling van het voortduren van de maatregel is dus beperkt tot de periode na deze datum. Eiser heeft aangevoerd dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt in het onderzoeken van zijn verblijfsrecht in België. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiser niet heeft aangetoond dat hij een verblijfsrecht in België heeft en dat verweerder terecht geen rekening heeft gehouden met de enkele verklaring van eiser hierover.

Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder wel degelijk voortvarend handelt in de uitzetting van eiser naar Suriname. Er zijn acties ondernomen, zoals rappel bij de Surinaamse autoriteiten en een vertrekgesprek met eiser. Eiser heeft echter niet meegewerkt door niet te verschijnen bij het vertrekgesprek. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om te oordelen dat de bewaring van eiser onrechtmatig is. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Er is geen rechtsmiddel tegen deze uitspraak open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.118

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Agayev),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft op 8 november 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
Eiser heeft hierop gereageerd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 5 januari 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Surinaamse nationaliteit te hebben.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 29 november 2023 volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 22 november 2023, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode sinds 22 november 2023 van belang.
4. Eiser voert aan dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt. Verweerder heeft pas op 15 november 2023 actie ondernomen om te achterhalen wat de verblijfsrechtelijke positie van eiser in België is. Het is niet duidelijk of verweerder al contact heeft opgenomen met de Belgische IND.
5. Voor zover eiser stelt dat verweerder voortvarend moet handelen om het mogelijke verblijfsrecht van eiser in België te onderzoeken, verwijst de rechtbank naar de uitspraak van 29 november 2023. In die uitspraak heeft de rechtbank namelijk geoordeeld dat eiser niet heeft onderbouwd dat hij een verblijfsrecht heeft in België en dat verweerder terecht geen rekening heeft gehouden met de enkele verklaring van eiser dat hij mogelijk een verblijfsrecht in België heeft. Eiser heeft nog steeds niet onderbouwd dat hij een verblijfsrecht heeft in België en ook is niet gebleken van enige poging van eiser om aan stukken te komen. Gelet daarop bestaat geen aanleiding om anders te oordelen dan in de uitspraak van 29 november 2023.
6. De rechtbank ziet voorts geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder onvoldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser naar Suriname. Uit het voortgangsrapport blijkt dat na 22 november 2023 eenmaal is gerappelleerd bij de Surinaamse autoriteiten op 12 december 2023 en op 28 december 2023 een vertrekgesprek met eiser is gevoerd. Uit het dossier blijkt verder dat eiser op 14 december 2023 geweigerd heeft om te verschijnen bij een vertrekgesprek. Door niet te verschijnen bij een vertrekgesprek staat eiser zelf aan een voortvarende uitzetting in de weg.
7. Ook overigens is niet gebleken dat de bewaring van eiser in de te toetsen periode onrechtmatig moet worden geacht.
8. Het beroep is ongegrond. Het verzoek om schadevergoeding wordt daarom ook afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.NL23.35663.