ECLI:NL:RBDHA:2024:4211

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
NL23.38087
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op visumaanvraag kort verblijf

In deze zaak heeft verzoekster op 4 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, als verweerder, heeft op 23 januari 2024 het bezwaar van verzoekster kennelijk ongegrond verklaard. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank kan besluiten om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten. Aangezien verweerder niet tijdig op het bezwaar heeft beslist en alsnog een besluit heeft genomen, is verweerder gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster.

De rechtbank heeft het verzoek van verzoekster als kennelijk gegrond toegewezen. Verweerder moet de door verzoekster betaalde griffierechten van € 184 vergoeden. Daarnaast is verweerder veroordeeld in de proceskosten van verzoekster, die zijn vastgesteld op € 437,50 voor de door een derde verleende rechtsbijstand. De rechtbank heeft de wegingsfactor 'licht' toegepast, omdat het beroep enkel betrekking had op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.38087

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], verzoekster

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: A.J. Philipse).

Procesverloop

Verzoekster heeft op 4 december 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar bezwaar tegen de afwijzing van haar aanvraag tot het verlenen van een visum voor kort verblijf.
Bij besluit van 23 januari 2024 heeft verweerder het bezwaar van verzoekster kennelijk ongegrond verklaard.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Nu verweerder niet binnen de hiervoor geldende termijn op het bezwaar van verzoekster heeft besloten en hangende het beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog een besluit heeft genomen, is verweerder gedeeltelijk aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. Verweerder moet daarom de door verzoekster betaalde griffierechten voor een bedrag van € 184 vergoeden.
4. De rechtbank veroordeelt verweerder ook in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 437,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 bepaalt dat verweerder het door verzoekster betaalde griffierecht van € 184 (honderdvierentachtig euro) moet vergoeden;
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 437,50 (vierhonderdzevenendertig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.