ECLI:NL:RBDHA:2024:430

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
NL23.39663
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopige voorziening in asielzaak

In de zaak tussen verzoeker, een man van Marokkaanse nationaliteit, en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2024 uitspraak gedaan. Verzoeker had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, welke op 13 december 2023 door de Staatssecretaris was afgewezen als kennelijk ongegrond. De afwijzing was gebaseerd op artikel 31, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000, in samenhang met artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c van dezelfde wet. Tevens werd verzoeker medegedeeld dat hij Nederland onmiddellijk moest verlaten en dat er een inreisverbod voor de duur van twee jaar werd opgelegd.

Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Echter, op 5 januari 2024 heeft verzoeker Nederland met onbekende bestemming verlaten. De gemachtigde van verzoeker heeft aangegeven niet op de hoogte te zijn van zijn verblijfsplaats en heeft ook laten weten niet te zullen verschijnen op de zitting van 18 januari 2024. De rechtbank heeft, gezien het feit dat zowel verzoeker als verweerder niet ter zitting willen verschijnen, besloten om de zitting achterwege te laten en het onderzoek op 16 januari 2024 te sluiten.

De voorzieningenrechter heeft in zijn overwegingen aangegeven dat, gezien de uitspraak in een andere zaak (NL23.39662) op dezelfde dag, een voorlopige voorziening niet meer nodig is. Daarom is het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en is openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.39663

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam] , verzoeker,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. J. Oosterhof),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 13 december 2023 heeft verweerder de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als kennelijk ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid van de Vw 2000 juncto artikel 30b, eerste lid, aanhef en onder b en c, van de Vw 2000. Daarbij is ook bepaald dat verzoeker niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd en evenmin voor uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vw 2000. Daarnaast is aan verzoeker medegedeeld dat hij Nederland onmiddellijk moet verlaten evenals dat een inreisverbod voor de duur van twee jaar wordt opgelegd.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Op 8 januari 2024 heeft verweerder stukken in het digitale dossier geüpload waaruit blijkt dat verzoeker op 5 januari 2024 met onbekende bestemming is vertrokken.
De gemachtigde van verzoeker heeft via een bericht in het digitale dossier desgevraagd aangegeven dat zij niet op de hoogte is van de verblijfsplaats van verzoeker en ook dat hij niet is verschenen op een op 8 januari 2024 met haar geplande afspraak. Verder heeft verzoekers gemachtigde aangegeven niet op de zitting van 18 januari 2024 te zullen verschijnen en de rechtbank verzocht om op de stukken uitspraak te doen.
Nu ook verweerder, nadat hij is gewezen op zijn recht ter zitting te worden gehoord, niet heeft verklaard dat hij gebruik wil maken van dit recht, heeft de rechtbank bepaald dat een zitting achterwege blijft. Vervolgens heeft de rechtbank het onderzoek op 16 januari 2024 gesloten.

Overwegingen

1. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL23.39662, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening om die reden af.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.