Uitspraak
uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen
[naam verzoekster] , verzoekster
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
Inleiding
Beoordeling door de voorzieningenrechter
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening van een Oekraïense verzoekster. De verzoekster had beroep ingesteld tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, waarin werd meegedeeld dat haar tijdelijke bescherming zou eindigen na 4 maart 2024. De verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om haar tijdelijke bescherming en de daarbij behorende voorzieningen te behouden gedurende de behandeling van haar beroep.
De voorzieningenrechter oordeelde dat de beëindiging van de tijdelijke bescherming, zoals vastgesteld in het bestreden besluit, zou betekenen dat de verzoekster na 4 maart 2024 geen aanspraak meer kon maken op de rechten die verbonden zijn aan haar status van tijdelijk beschermde. De voorzieningenrechter concludeerde dat er sprake was van onverwijlde spoed, aangezien het beroep niet kon worden afgedaan voordat de tijdelijke beschermingsstatus van de verzoekster zou eindigen. Het belang van de verzoekster om de voorzieningen te behouden, woog zwaarder dan het belang van de staatssecretaris om deze onmiddellijk te beëindigen.
Daarom heeft de voorzieningenrechter het verzoek toegewezen en het bestreden besluit geschorst totdat er uitspraak is gedaan op het beroep. Tevens werd de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, vastgesteld op € 875, voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.