ECLI:NL:RBDHA:2024:4334

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
23/3136
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verkeersbesluit met betrekking tot tijdelijke parkeerregeling en gedoogbeslissing

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen een verkeersbesluit van 3 augustus 2022 beoordeeld. Dit verkeersbesluit houdt in dat de [straatnaam 1] en [straatnaam 2] zijn aangewezen als (woon-)erf. Eiser, vertegenwoordigd door drs. S.A.N. Geerling, stelt dat deze aanwijzing zijn toegang tot zijn garage belemmert en dat de belangen van de bewoners niet goed zijn afgewogen. Het bestreden besluit van 22 maart 2023, waarin het bezwaar van eiser ongegrond werd verklaard, wordt door de rechtbank als voldoende gemotiveerd beschouwd. De rechtbank stelt vast dat de tijdelijke parkeerregeling, die als pilot is opgezet, geen onderdeel uitmaakt van het verkeersbesluit en dat deze pilot een gedoogbeslissing is waartegen geen bezwaar of beroep mogelijk is. De rechtbank concludeert dat het beroep tegen het verkeersbesluit ongegrond is en het beroep tegen de pilot niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: drs. S.A.N. Geerling),
en

Het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit van 3 augustus 2022. Met dit verkeersbesluit heeft verweerder de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] aangewezen als (woon-)erf.
2. Met het bestreden besluit van 22 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
4. Verweerder heeft met het verkeersbesluit de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] aangewezen als (woon-)erf. Daarnaast is er een tijdelijke parkeerregeling/pilot (de pilot) voor de duur van twee jaar in werking getreden. Gedurende deze periode is het tijdelijk, onder voorwaarden, toegestaan om voertuigen te parkeren voor garages en bergingen. De pilot zal na deze periode worden geëvalueerd.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser voert aan dat op basis van het bestreden besluit wordt voorzien in de gelegenheid van openbaar parkeren direct voor zijn garage. Dit leidt er toe dat hij zijn garage niet meer kan in- en uitrijden. Eiser stelt dat verweerder zijn beleidsvrijheid om een verkeersbesluit te nemen zodanig ruim heeft uitgelegd, dat de belangen van eiser bij het bereikbaar houden van de weg wordt doorkruist. Het persoonlijk belang van eiser, ook in de zin van een eigendomsrecht, is benadeeld ten behoeve van het openbare belang. Het bestreden besluit bevat geen afwegingen die duiden dat de verkeersbelangen in algemene zin hier voorrang kon krijgen. Dat verweerder stelt dat het slechts om een tijdelijke proef gaat, kan volgens eiser geen stand houden. De tijdspanne waarin de inrichting van een weg naar woonerf is voorzien, is niet bepalend voor de effecten die een verkeersbesluit heeft op de inrichting, de bruikbaarheid en verkeersveiligheid van die weg.
Daarnaast stelt eiser nog dat het bestreden besluit geen voorschriften bevat over een parkeerverbod voor de garageboxen in beide straten. Vanuit die optiek kan niet worden gesteld dat het bestreden besluit op de juiste verkeerskundige inzichten tot stand is gekomen.
5.1.
Eiser geeft ook aan dat verweerder niet inhoudelijk op zijn bezwaargronden heeft gereageerd. Dit is volgens hem in strijd met de artikelen 7:11 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat de pilot geen onderdeel uitmaakt van het verkeersbesluit. De pilot wordt in de overwegingen wel genoemd, maar het verkeersbesluit houdt alleen in dat door het plaatsen van borden volgens model G05 en G06 van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) de weggedeelten [straatnaam 1] en [straatnaam 2] worden aangewezen als (woon-)erf.
7. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) komt het bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. [1] Het is aan het bestuursorgaan om alle verschillende belangen tegen elkaar af te wegen bij het nemen van een dergelijk besluit. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van zo’n besluit terughoudend op te stellen en slechts te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
8. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding aan te nemen dat er sprake is van een onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen. Verweerder heeft het besluit ook voldoende gemotiveerd. In het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften. Daarmee is verweerder voldoende ingegaan op de bezwaren. Daar komt nog bij dat eiser op de zitting heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de aanwijzing van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] als (woon-)erf. Zoals hiervoor al is overwogen heeft het besluit alleen betrekking op die aanwijzing.
9. In een woonerf mag alleen geparkeerd worden in de daartoe aangewezen parkeervakken. [2] Deze parkeervakken zijn door verweerder aangeduid met een tegel met de letter P. Aan het begin van het (woon-)erf is een bord geplaatst waarop staat dat uitsluitend in de vakken met een P mag worden geparkeerd.
10. Verweerder heeft, zoals de rechtbank het begrijpt, de bewoners met een garage/berging tegemoet willen komen en het met de pilot voor
deze bewonersmogelijk willen maken om, in afwijking van artikel 46 RVV 1990, onder voorwaarden te kunnen parkeren voor de ingang van de eigen garage/berging. Deze vakken zijn, anders dan de openbare parkeervakken, niet aangeduid met de letter P, maar met een wit steentje op de hoeken van het openbare weggedeelte voor de garagedeuren. Het is daarom niet zo dat bezoekers mogen parkeren voor de garagedeuren. Op die plekken is immers geen P-tegel aangebracht.
11. De beroepsgronden van eiser richten zich alleen tegen de pilot. Zoals de rechtbank onder 6 heeft vastgesteld valt de pilot niet onder de reikwijdte van het bestreden besluit. De rechtbank is het bovendien met verweerder eens dat de pilot een gedoogbeslissing is, waartegen geen bezwaar en beroep mogelijk is. Eiser heeft dit op zitting niet weersproken.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep tegen het verkeersbesluit is ongegrond en het beroep tegen de pilot is niet ontvankelijk. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het verkeersbesluit ongegrond; en
- verklaart het beroep tegen de parkeerregeling/de pilot niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:499.
2.Artikel 46 van de RVV 1990.