In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen een verkeersbesluit van 3 augustus 2022 beoordeeld. Dit verkeersbesluit houdt in dat de [straatnaam 1] en [straatnaam 2] zijn aangewezen als (woon-)erf. Eiser, die een woning met garage aan de [straatnaam 1] heeft, stelt dat het verkeersbesluit hem belemmert in het parkeren bij zijn woning en het gebruik van zijn garage. Hij betoogt dat het besluit onvoldoende zorgvuldig is genomen en dat de gevolgen voor de bewoners niet zijn meegewogen.
De rechtbank stelt vast dat de tijdelijke parkeerregeling, die als pilot is opgezet, geen onderdeel uitmaakt van het verkeersbesluit. De pilot is een gedoogbeslissing waartegen geen bezwaar of beroep mogelijk is. De rechtbank oordeelt dat het bestuursorgaan bij het nemen van het verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge heeft en dat er geen sprake is van een onevenwichtige afweging van belangen. Eiser heeft op de zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen de aanwijzing van de straten als (woon-)erf, wat de rechtbank meeneemt in haar overwegingen.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep tegen het verkeersbesluit ongegrond en het beroep tegen de pilot niet-ontvankelijk. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.