ECLI:NL:RBDHA:2024:4335

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
23/3163
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van een verkeersbesluit en de niet-ontvankelijkheid van een gedoogbeslissing met betrekking tot een tijdelijke parkeerregeling

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 maart 2024, wordt het beroep van eiser tegen een verkeersbesluit van 3 augustus 2022 beoordeeld. Dit verkeersbesluit houdt in dat de [straatnaam 1] en [straatnaam 2] zijn aangewezen als (woon-)erf. Eiser, die een woning met garage aan de [straatnaam 1] heeft, stelt dat het verkeersbesluit hem belemmert in het parkeren bij zijn woning en het gebruik van zijn garage. Hij betoogt dat het besluit onvoldoende zorgvuldig is genomen en dat de gevolgen voor de bewoners niet zijn meegewogen.

De rechtbank stelt vast dat de tijdelijke parkeerregeling, die als pilot is opgezet, geen onderdeel uitmaakt van het verkeersbesluit. De pilot is een gedoogbeslissing waartegen geen bezwaar of beroep mogelijk is. De rechtbank oordeelt dat het bestuursorgaan bij het nemen van het verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge heeft en dat er geen sprake is van een onevenwichtige afweging van belangen. Eiser heeft op de zitting verklaard geen bezwaar te hebben tegen de aanwijzing van de straten als (woon-)erf, wat de rechtbank meeneemt in haar overwegingen.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep tegen het verkeersbesluit ongegrond en het beroep tegen de pilot niet-ontvankelijk. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen vergoeding van griffierecht of proceskosten ontvangt. De uitspraak is openbaar gedaan en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/3163

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 maart 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.P.M. Stultiens),
en

het college van burgemeester en wethouders van Den Haag, verweerder

(gemachtigden: [naam 1] en [naam 2] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het verkeersbesluit van 3 augustus 2022. Met dit verkeersbesluit heeft verweerder de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] aangewezen als (woon-)erf.
2. Met het bestreden besluit van 22 maart 2023 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
3. De rechtbank heeft het beroep op 2 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
4. Verweerder heeft met het verkeersbesluit de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] aangewezen als (woon-)erf. Daarnaast is er een tijdelijke parkeerregeling/pilot (de pilot) voor de duur van twee jaar in werking getreden. Gedurende deze periode is het tijdelijk, onder voorwaarden, toegestaan om voertuigen te parkeren voor garages en bergingen. De pilot zal na deze periode worden geëvalueerd.
Wat vindt eiser in beroep?
5. Eiser heeft een woning met garage aan de [straatnaam 1] . Volgens eiser is het op grond van artikel 46 lid 1 van de RVV 1990 verboden binnen een erf te parkeren anders dan op parkeerplaatsen die als zodanig zijn aangeduid of aangegeven. Op de grond ter hoogte van zijn garage is een teken aangebracht. Eiser stelt dat als dit teken geen rechtsgeldig teken is om een parkeerplaats aan te duiden, hij niet meer kan parkeren bij zijn woning. Dit levert een enorm parkeerprobleem op. Als het wel een rechtsgeldig teken is, dan kan eiser geen gebruik meer maken van zijn garage en uitwegvergunning. Volgens eiser heeft verweerder zich niet verdiept in de gevolgen van het verkeersbesluit voor de bewoners. Het besluit is daarom onvoldoende zorgvuldig tot stand gekomen en gemotiveerd.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
6. De rechtbank stelt allereerst vast dat de pilot geen onderdeel uitmaakt van het verkeersbesluit. De pilot wordt in de overwegingen wel genoemd, maar het verkeersbesluit houdt alleen in dat door het plaatsen van borden volgens model G05 en G06 van Bijlage I van het Reglement Verkeersregels en Verkeerstekens 1990 (RVV 1990) de weggedeelten [straatnaam 1] en [straatnaam 2] worden aangewezen als (woon-)erf.
7. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) komt het bestuursorgaan bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. [1] Het is aan het bestuursorgaan om alle verschillende belangen tegen elkaar af te wegen bij het nemen van een dergelijk besluit. De rechtbank dient zich bij de beoordeling van zo’n besluit terughoudend op te stellen en slechts te toetsen of het besluit niet strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel of er sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
8. De rechtbank ziet in wat eiser heeft aangevoerd geen aanleiding aan te nemen dat er sprake is van een onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen. Verweerder heeft het besluit ook voldoende gemotiveerd. In het bestreden besluit heeft verweerder verwezen naar het advies van de Adviescommissie bezwaarschriften. Daarmee is verweerder voldoende ingegaan op de bezwaren. Daar komt nog bij dat eiser op de zitting heeft verklaard geen bezwaar te hebben tegen de aanwijzing van de [straatnaam 1] en de [straatnaam 2] als (woon-)erf. Zoals hiervoor al is overwogen heeft het besluit alleen betrekking op die aanwijzing.
9. In een woonerf mag alleen geparkeerd worden in de daartoe aangewezen parkeervakken. [2] Deze parkeervakken zijn door verweerder aangeduid met een tegel met de letter P. Aan het begin van het (woon-)erf is een bord geplaatst waarop staat dat uitsluitend in de vakken met een P mag worden geparkeerd.
10. Verweerder heeft, zoals de rechtbank het begrijpt, de bewoners met een garage/berging tegemoet willen komen en het met de pilot voor
deze bewonersmogelijk willen maken om, in afwijking van artikel 46 RVV 1990, onder voorwaarden te kunnen parkeren voor de ingang van de eigen garage/berging. Deze vakken zijn, anders dan de openbare parkeervakken, niet aangeduid met de letter P, maar met een wit steentje op de hoeken van het openbare weggedeelte voor de garagedeuren. Het is daarom niet zo dat bezoekers mogen parkeren voor de garagedeuren. Op die plekken is immers geen P-tegel aangebracht.
11. De beroepsgronden van eiser richten zich alleen tegen de pilot. Zoals de rechtbank onder 6 heeft vastgesteld valt de pilot niet onder de reikwijdte van het bestreden besluit. De rechtbank is het bovendien met verweerder eens dat de pilot een gedoogbeslissing is, waartegen geen bezwaar en beroep mogelijk is. Eiser heeft dit op zitting niet weersproken.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep tegen het verkeersbesluit is ongegrond en het beroep tegen de pilot is niet ontvankelijk. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep tegen het verkeersbesluit ongegrond; en
- verklaart het beroep tegen de parkeerregeling/de pilot niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Hoeijmans, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 maart 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Afdeling van 8 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:499.
2.Artikel 46 van de RVV 1990.