ECLI:NL:RBDHA:2024:4369

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
NL24.7158
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor minderjarige kinderen

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 26 januari 2024, waarbij de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor de minderjarige kinderen van verzoekster was ingewilligd. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om de termijn voor het ophalen van de mvv-sticker op te schorten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar van de minderjarige kinderen.

De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang. Hij concludeert dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, omdat de termijn voor het ophalen van de mvv-sticker nog niet in rechte vaststaat. Verzoekster heeft deze termijn in bezwaar aangevochten, en als het bezwaar gegrond wordt verklaard, kan zij alsnog de mvv-sticker ophalen binnen een redelijke termijn. De uitkomst van het bezwaar is afhankelijk van de procedures van de minderjarige kinderen, die ook een mvv hebben aangevraagd.

Daarnaast heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het bezwaar van verzoekster niet op voorhand een redelijke kans van slagen heeft. De overgelegde stukken bieden geen evidentie dat het bestreden besluit niet zal standhouden. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.7158

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker 1] en [naam verzoeker 2] , verzoekers

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.J. Ohrtmann).

Procesverloop

Met het besluit van 26 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van [naam referent] (referent) van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) ten behoeve van [naam verzoekster] (verzoekster) ingewilligd.
Verzoekers hebben tegen het bestreden besluit bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter verzocht een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de termijn van maximaal drie maanden voor het ophalen van de mvv-sticker bij de Nederlandse ambassade in Addis Abbeba en het reizen naar Nederland wordt opgeschort tot op het bezwaar van de minderjarige kinderen van verzoekster is beslist.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Allereerst zal worden beoordeeld of verzoekster een spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening. [1]
2. De voorzieningenrechter is van oordeel dat in het geval van verzoekster geen spoedeisend belang aanwezig is. Verzoekster zou, naar eigen zeggen, haar minderjarige kinderen moeten achterlaten als de termijn voor het ophalen van de mvv-sticker niet wordt opgeschort. Verzoekster heeft echter deze termijn van drie maanden in bezwaar aangevochten, waardoor deze nog niet in rechte vaststaat. Indien het bezwaar gegrond wordt verklaard, zal zij dus alsnog de mvv-sticker kunnen ophalen binnen een voor haar redelijke termijn. Of dat bezwaar gegrond wordt verklaard, zal mede afhangen van de uitkomst van de bezwaarprocedures van de gestelde minderjarige kinderen van verzoekster tegen de afwijzing van de voor hen aangevraagde mvv.
3. Omdat de voorzieningenrechter van oordeel is dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, kan de door haar gevraagde voorziening alleen nog worden getroffen als het bezwaar redelijke kans van slagen heeft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat op basis van de nu overgelegde stukken niet evident is dat het bestreden besluit geen stand zal houden.
4. Het bezwaar heeft dan ook niet op voorhand een redelijke kans van slagen.
5. Gelet op het voorgaande wordt het verzoek afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.