ECLI:NL:RBDHA:2024:4369
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening inzake machtiging tot voorlopig verblijf voor minderjarige kinderen
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekers, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van 26 januari 2024, waarbij de aanvraag van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor de minderjarige kinderen van verzoekster was ingewilligd. Verzoekers vroegen de voorzieningenrechter om de termijn voor het ophalen van de mvv-sticker op te schorten totdat er een beslissing is genomen op het bezwaar van de minderjarige kinderen.
De voorzieningenrechter heeft beoordeeld of er sprake is van een spoedeisend belang. Hij concludeert dat verzoekster geen spoedeisend belang heeft, omdat de termijn voor het ophalen van de mvv-sticker nog niet in rechte vaststaat. Verzoekster heeft deze termijn in bezwaar aangevochten, en als het bezwaar gegrond wordt verklaard, kan zij alsnog de mvv-sticker ophalen binnen een redelijke termijn. De uitkomst van het bezwaar is afhankelijk van de procedures van de minderjarige kinderen, die ook een mvv hebben aangevraagd.
Daarnaast heeft de voorzieningenrechter vastgesteld dat het bezwaar van verzoekster niet op voorhand een redelijke kans van slagen heeft. De overgelegde stukken bieden geen evidentie dat het bestreden besluit niet zal standhouden. Gelet op deze overwegingen heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.