ECLI:NL:RBDHA:2024:4384

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
NL23.27311
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening in bestuursrechtelijke zaak betreffende tijdelijke bescherming en proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die tijdelijk bescherming genoot, heeft tegen een besluit van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid beroep ingesteld. Dit besluit beëindigde zijn recht op tijdelijke bescherming per 4 september 2023. Verzoeker heeft verzocht om een voorlopige voorziening, zodat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit opgeschort zouden worden totdat op het beroep was beslist. Op 25 september 2023 trok verzoeker zijn verzoek om een voorlopige voorziening in, maar vroeg hij wel om een proceskostenveroordeling voor de staatssecretaris.

De voorzieningenrechter heeft op basis van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en het Besluit proceskosten bestuursrecht geoordeeld dat verzoeker recht heeft op een proceskostenvergoeding. De voorzieningenrechter overwoog dat verzoeker op het moment van intrekking van zijn verzoek om voorlopige voorziening nog een connexe beroepsprocedure had, omdat de uitspraak op het beroep pas op 12 december 2023 was gedaan. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat de staatssecretaris verzoeker alsnog tegemoet is gekomen door te bepalen dat hij een langer verblijfsrecht heeft, wat betekent dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit feitelijk zijn opgeschort.

De voorzieningenrechter heeft de staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875, gebaseerd op de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.27311

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam verzoeker] , verzoeker

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. J.I.T. Sopacua),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. D. Meier).

Procesverloop

Bij besluit van 29 augustus 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het recht van verzoeker op tijdelijke bescherming beëindigd vanaf 4 september 2023.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld (NL23.27310). Hij heeft daarnaast de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, inhoudende dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort totdat op het beroep is beslist.
Verzoeker heeft het verzoek op 25 september 2023 ingetrokken en daarbij verzocht verweerder te veroordelen in de proceskosten. Verweerder heeft op dit verzoek gereageerd.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht. Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de voorzieningenrechter op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb. Deze bepaling is ingevolge artikel 8:84, vijfde lid, van de Awb van overeenkomstige toepassing voor verzoeken om een voorlopige voorziening.
2. Verzoeker heeft aan het verzoek om een voorlopige voorziening ten grondslag gelegd dat hij door de beëindiging van de tijdelijke bescherming per 4 september 2023 geen recht meer heeft op de sociale voorzieningen en ook geen recht meer heeft op opvang en werk. Om die reden moeten de rechtsgevolgen van het bestreden besluit worden opgeschort totdat op het beroep is beslist.
3. In het bericht van verweerder van 6 september 2023 staat dat verzoeker alsnog tijdelijk gebruik mag blijven maken van de rechten die hij had onder de Richtlijn tijdelijke bescherming totdat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State uitspraak heeft gedaan over de vraag of de tijdelijke bescherming onder de Richtlijn Tijdelijke Bescherming rechtsgeldig is beëindigd op 4 september 2023. Dit geldt voor de hele groep derdelanders met een tijdelijke verblijfsvergunning in Oekraïne.
4. Verweerder heeft zich verzet tegen de veroordeling in de proceskosten en stelt zich op het standpunt dat het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk is. De reden daarvoor is dat er geen connexe beroepsprocedure meer aanhangig is, omdat inmiddels uitspraak is gedaan op het beroep.
5. De voorzieningenrechter stelt vast dat de het verzoek om een voorlopige voorziening op 25 september 2023 is ingetrokken, terwijl de uitspraak op het beroep is gedaan op 12 december 2023. Op het moment van intrekking was er dus nog een connexe beroepsprocedure en was het verzoek om een voorlopige voorziening ontvankelijk. De voorzieningenrechter zal het verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten daarom inhoudelijk beoordelen.
6. De voorzieningenrechter stelt vast dat met het alsnog bepalen dat verzoeker een langer verblijfsrecht heeft, tegemoet is gekomen aan het verzoek om een voorlopige voorziening. Daarmee heeft verweerder de rechtsgevolgen van het bestreden besluit feitelijk opgeschort en heeft verzoeker gekregen wat hij wilde bereiken.
7. De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder daarom in de door verzoeker gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de voorzieningenrechter op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 875 (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 875 met een wegingsfactor 1).

Beslissing

De voorzieningenrechter veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 875 (achthonderdvijfenzeventig euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.