ECLI:NL:RBDHA:2024:4387

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 maart 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
NL24.10417
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep tegen de maatregel van bewaring in het bestuursrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 maart 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep van eiseres tegen de maatregel van bewaring die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. Eiseres, van Poolse nationaliteit, had op 13 februari 2024 de maatregel van bewaring opgelegd gekregen op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft besloten dat een onderzoek ter zitting niet nodig was en heeft het onderzoek op 19 maart 2024 gesloten.

De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring eerder is getoetst en rechtmatig was tot het sluiten van het onderzoek. De rechtbank moest beoordelen of het voortduren van de maatregel sinds 6 maart 2024 rechtmatig was. Hoewel de rechtbank de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw heeft overschreden door het vooronderzoek op 19 maart 2024 te sluiten, concludeert zij dat er geen aanleiding is om het voortduren van de maatregel onrechtmatig te achten. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen onderbouwing heeft gegeven voor haar stelling dat verweerder niet voortvarend handelt.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak is gedaan door rechter E.F. Bethlehem, in aanwezigheid van griffier R. Ben Sellam, en is openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.10417

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiseres,

V-nummer: [Nummer]
(gemachtigde: mr. R.W. Koevoets),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder,

(gemachtigde: B. van Pinxteren).

Procesverloop

Verweerder heeft op 13 februari 2024 aan eiseres de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiseres heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft zij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en op 19 maart 2024 het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres is geboren op [Geboortedatum] en heeft de Poolse nationaliteit.
2. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag heeft gelegen rechtmatig was. [2] Daarom staat nu, voor zover dat in beroep wordt aangevochten, ter beoordeling of sinds 6 maart 2024 het voortduren van de maatregel van bewaring rechtmatig is.
4. De rechtbank merkt allereerst ambtshalve het volgende op. Het beroepschrift is op 11 maart 2024 ingediend. Ingevolge artikel 96, eerste lid, van de Vw sluit de rechtbank het vooronderzoek binnen een week na ontvangst van het beroepschrift. Dit betekent dat de rechtbank in dit geval het vooronderzoek uiterlijk op 18 maart 2024 had moeten sluiten. Het vooronderzoek is echter op 19 maart 2024 gesloten. Gelet hierop is de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw overschreden.
5. De overschrijding van de termijn van artikel 96, eerste lid, van de Vw is in dit geval geheel aan de rechtbank toe te rekenen. Niettemin is sprake van een voortvarende beslissing als bedoeld in artikel 5, vierde lid, van het EVRM, omdat de rechtbank uitgaat van een periode van 21 dagen tussen het instellen van het beroep en de uitspraak bij een zaak van geringe complexiteit. [3] Aangezien deze termijn niet is overschreden, ziet de rechtbank geen aanleiding om het voortduren van de maatregel van bewaring reeds hierom onrechtmatig te achten. De rechtbank neemt hierbij verder in aanmerking dat zij uitspraak doet op het vervolgberoep binnen een week nadat zij het vooronderzoek op grond van artikel 96, eerste lid, van de Vw had moeten sluiten. [4] Dit betekent dat eiseres als gevolg van de termijnoverschrijding niet in haar belangen is geschaad.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres in het beroepschrift als enige grond heeft aangevoerd dat er geen sprake zou zijn van voortvarend handelen door verweerder. Deze grond is verder niet onderbouwd. Uit het voortgangsrapport volgt welke initiatieven verweerder sedert het sluiten van het onderzoek op 6 maart 2024 heeft genomen om tot het gedwongen vertrek van eiseres te komen, zodat niet is gebleken dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt.
7. De rechtbank ziet verder ambtshalve [5] geen aanleiding voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel van bewaring, bij afweging van alle daarbij betrokken belangen, op dit moment niet langer rechtmatig kan worden geacht.
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
 verklaart het beroep ongegrond; en
 wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van R. Ben Sellam, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is uitgesproken en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Rb Den Haag (zittingsplaats Middelburg) 7 maart 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:3337.
3.EHRM 9 januari 2003, (JV 2003/129) (arrest Kadem).
4.Artikel 96, tweede lid, van de Vw.
5.HvJEU 8 november 2023, ECLI:EU:C:2022:858.