In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2024, wordt het beroep van eiser, een Pakistaanse Ahmadi, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 4 juli 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Denemarken verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser betoogde dat er een fundamenteel verschil in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Denemarken bestaat, wat zou betekenen dat hij niet veilig naar Denemarken kan worden overgedragen.
De rechtbank heeft op 16 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiser stelde dat zijn asielaanvraag in Denemarken zou worden afgewezen, en verwees naar een eerdere afwijzing van een vriend. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claim dat er systeemfouten in de Deense asielprocedure bestaan. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, en verklaarde het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding meer was voor een dergelijke maatregel. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.