ECLI:NL:RBDHA:2024:4392

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 februari 2024
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
NL24.2351 en NL24.2352
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van Pakistaanse Ahmadi in het kader van Dublinverordening; beoordeling van verantwoordelijkheidsverdeling tussen Nederland en Denemarken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 23 februari 2024, wordt het beroep van eiser, een Pakistaanse Ahmadi, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 4 juli 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag werd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid afgewezen op grond van de Dublinverordening, omdat Denemarken verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van zijn aanvraag. Eiser betoogde dat er een fundamenteel verschil in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Denemarken bestaat, wat zou betekenen dat hij niet veilig naar Denemarken kan worden overgedragen.

De rechtbank heeft op 16 februari 2024 de zaak behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. Eiser stelde dat zijn asielaanvraag in Denemarken zou worden afgewezen, en verwees naar een eerdere afwijzing van een vriend. De rechtbank oordeelde echter dat eiser niet voldoende bewijs had geleverd voor zijn claim dat er systeemfouten in de Deense asielprocedure bestaan. De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris op goede gronden had besloten om de aanvraag van eiser niet in behandeling te nemen, en verklaarde het beroep ongegrond.

De voorzieningenrechter wees ook het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat er geen aanleiding meer was voor een dergelijke maatregel. Eiser kreeg geen proceskostenvergoeding. De uitspraak werd openbaar gemaakt en er werd informatie gegeven over de mogelijkheid tot hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.2351 en NL24.2352
uitspraak van de enkelvoudige kamer en de voorzieningenrechter in de zaken tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)

(gemachtigde: mr. A. Jhingoer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. S. Imami).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van
22 januari 2024 niet in behandeling genomen omdat Denemarken ervoor verantwoordelijk is.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep en het verzoek om een voorlopige voorziening op 16 februari 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, T.M. Butt als tolk en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser stelt dat hij de Pakistaanse nationaliteit heeft en geboren is op [geboortedatum] 1987. Eiser heeft op 4 juli 2023 asiel aangevraagd in Nederland. Uit het EU-VIS [1] is gebleken dat Denemarken aan eiser een visum heeft verleend met een geldigheidsduur van 23 juni 2023 tot 15 juli 2023. Verweerder heeft de Deense autoriteiten daarom op
13 september 2023 verzocht om eiser terug te nemen. [2] De Deense autoriteiten zijn op
7 november 2023 akkoord gegaan met dit verzoek. Verweerder heeft daarom eisers aanvraag niet in behandeling genomen omdat Denemarken verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan. [3]
Waarom is eiser het niet eens met het bestreden besluit?
3. Volgens eiser kan verweerder niet uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel voor Denemarken omdat er een fundamenteel verschil bestaat in het beschermingsbeleid tussen Nederland en Denemarken ten aanzien van Ahmadi’s. In Denemarken worden namelijk alle asielaanvragen van Ahmadi’s afgewezen. Ter onderbouwing verwijst eiser naar een stuk waaruit blijkt dat de asielaanvraag van een vriend eveneens is afgewezen en naar een uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam [4] waarin is geoordeeld dat er een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid bestaat tussen Oostenrijk en Nederland ten aanzien van Pakistaanse Ahmadi en dat dit verschil een overdracht in de weg staat in verband met indirect refoulement. Dit geldt daarom ook voor Denemarken.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. In het arrest van 30 november 2023 van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJEU) [5] is geoordeeld dat de rechter van de verzoekende lidstaat bij wie beroep is ingesteld tegen een overdrachtsbesluit, niet mag onderzoeken of er in de aangezochte lidstaat een risico op schending van het beginsel van non-refoulement bestaat waaraan de persoon die om internationale bescherming verzoekt na of ten gevolge van zijn overdracht aan deze lidstaat zou worden blootgesteld, wanneer deze rechter niet vaststelt dat er in de aangezochte lidstaat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en de opvangvoorzieningen voor personen die om internationale bescherming verzoeken. Meningsverschillen tussen de autoriteiten en de rechterlijke instanties van de verzoekende lidstaat, enerzijds, en van de aangezochte lidstaat, anderzijds, over de uitlegging van de materiële voorwaarden voor internationale bescherming tonen niet aan dat er sprake is van systeemfouten.
5. Eiser heeft echter niet onderbouwd dat sprake is van systeemfouten in de asielprocedure en opvangvoorzieningen omdat er een fundamenteel verschil in het beschermingsbeleid zou zijn. Dat sprake zou zijn van een fundamenteel verschil in beschermingsbeleid is alleen onderbouwd met de stelling dat de asielaanvraag van een vriend van eiser is afgewezen. Uit de afwijzing van een enkele asielaanvraag kan echter niet worden afgeleid in hoeverre het Nederlandse en Deense beschermingsbeleid van elkaar verschilt. Gelet hierop kan eisers beroep op het fundamentele verschil in beschermingsbeleid tussen Nederland en Denemarken ten aanzien van Pakistaanse Ahmadi niet slagen. De rechtbank is van oordeel dat verweerder eisers aanvraag op goede gronden niet in behandeling heeft genomen.

Conclusie en gevolgen

6. Verweerder heeft de aanvraag op goede gronden niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.
7. Omdat op het beroep is beslist, bestaat er geen aanleiding meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
8. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, (voorzieningen)rechter, in aanwezigheid van mr. J.J. Yilmaz, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen een week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.
Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.Visuminformatiesysteem van de Europese Unie.
2.Op grond van artikel 12, tweede lid, van de Dublinverordening (Dvo).
3.Op grond van artikel 30 van de Vreemdelingenwet (Vw).
4.Zie de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam van 21 juli 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:18283.
5.Zie het arrest van het HvJEU van 30 november 2023, ECLI:EU:C:2023:934, r.o. 142.