3.1.Naar aanleiding van dit arrest heeft verweerder met ingang van 1 juli 2023 het beleidgewijzigd. Onder een medische noodsituatie wordt nu verstaan die situatie waarbij de vreemdeling lijdt aan een aandoening, waarvan op basis van de huidige medisch-wetenschappelijke inzichten vaststaat dat het achterwege blijven van behandeling binnen een indicatieve termijn van drie tot zes maanden zal leiden tot overlijden, invaliditeit of een andere vorm van ernstige geestelijke of lichamelijke schade. BMA zal in zijn protocol opnemen hoe hij uitleg geeft aan de medische noodsituatie tussen de drie en zes maanden, aldus verweerder. Gelet op deze wijziging van het beleid en de gevolgen daarvan voor de uitvoering van dat beleid, heeft verweerder de rechtbank laten weten dat het noodzakelijk is in deze zaak opnieuw advies aan het BMA te vragen en de behandeling van het beroep aan te houden. De rechtbank heeft dit verzoek op 18 juli 2023 gehonoreerd en heeft verweerder in de gelegenheid gesteld een nieuw BMA-advies op te vragen.
Het BMA-advies
5. Verweerder heeft eiseres op 19 juli 2023 verzocht om een ingevulde en ondertekende ‘Bijlage Toestemmingsverklaring medische Gegevens’ te overleggen. Eiseres heeft hier niet op gereageerd. Verweerder heeft eiseres vervolgens op 7 september 2023 en 11 oktober 2023 per e-mail gerappelleerd. Op 11 oktober 2023 heeft de gemachtigde van eiseres aan verweerder laten weten een reactie van deze rechtbank en zittingsplaats af te wachten en daarom geen toestemmingsverklaringen te zullen overleggen. Verweerder heeft vervolgens alsnog advies opgevraagd bij het BMA. Het BMA heeft op 13 oktober 2023 laten weten de adviesaanvraag zonder toestemmingsverklaringen niet in behandeling te kunnen nemen. Verweerder stelt zich op het standpunt dat eiseres voldoende in gelegenheid is gesteld om de ontbrekende gegevens aan te leveren en dat het niet kunnen uitbrengen van advies door het BMA voor rekening en risico van eiseres dient te komen. Verweerder meent daarom dat eiseres niet in aanmerking komt voor uitstel van vertrek en dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten kunnen worden.
6. De rechtbank vindt dat haar brief van 18 juli 2023 aan partijen om de zaak aan te houden zodat verweerder de gelegenheid krijgt om een nieuw BMA-advies op te vragen, voldoende duidelijk is. De brief van 2 augustus 2023 van de gemachtigde van eiseres waarin is vermeld dat eiseres het niet eens is met dit besluit van de rechtbank, kan daar naar het oordeel van de rechtbank niet aan afdoen. De rechtbank begrijpt dat de procedure al erg lang duurt voor eiseres, maar een nieuw BMA-advies is gelet op hetgeen onder 3.1 is overwogen noodzakelijk voor de beoordeling van de vraag of eiseres in aanmerking komt voor uitstel van vertrek. Dat eiseres meent dat er al voldoende bekend is over haar medische situatie, doet daar niet aan af. Verweerder heeft er immers terecht op gewezen dat uit arrest X en het daaruit voortvloeiende beleid volgt dat de geldigheidsduur van de voor het onderzoek noodzakelijke informatie en stukken, beperkt is. Het is daarom niet mogelijk om op basis van eerder overgelegde medische stukken actueel advies in te winnen.
7. Verweerder heeft in zijn reactie van 12 juli 2023 en 19 oktober 2023 erkend dat de motivering van het bestreden besluit in het licht van arrest X en de beleidswijziging van 1 juli 2023 het besluit niet meer kan dragen. De rechtbank volgt verweerder in dit standpunt. Gelet op de bovengenoemde gang van zaken stelt verweerder zich naar het oordeel van de rechtbank echter ook terecht op het standpunt dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand kunnen blijven. Dat betekent dat de afwijzing van het verzoek om uitstel van vertrek te verlenen blijft staan. Eiseres heeft de door het BMA benodigde medische informatie immers niet aangeleverd, waardoor het BMA geen advies heeft kunnen uitbrengen en verweerder daarom geen herbeoordeling met inachtneming van het beleid en het arrest X kan maken. Verweerder heeft zich voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat aan eiseres geen uitstel van vertrek kan worden verleend.
Conclusie
8. Het beroep is gegrond. Onder verwijzing naar overweging 7 ziet de rechtbank echter aanleiding om de rechtsgevolgen van het te vernietigen bestreden besluit met toepassing van artikel 8:72 van de Awb in stand te laten.
9. Omdat de rechtbank op het beroep heeft beslist, is er geen reden meer voor het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter wijst het verzoek daarom af.
10. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres betaalde proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 2.625,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1).