ECLI:NL:RBDHA:2024:4443

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
C/09/662327 / JE RK 24-382
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen

Op 13 maart 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van beide kinderen voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] voor zes maanden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van beide kinderen, vooral over [minderjarige 1], die betrokken is bij een drillrapgroep en eerder in een steekincident verwikkeld was. De ouders zijn onvoldoende in staat om de kinderen een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden, wat leidt tot de noodzaak van een ondertoezichtstelling.

Tijdens de mondelinge behandeling op 13 maart 2024 waren de moeder, haar advocaat, en vertegenwoordigers van de Raad en de gecertificeerde instelling aanwezig. De vader was niet verschenen, ondanks correcte oproeping. De kinderrechter heeft gesprekken gevoerd met [minderjarige 1] en de aanwezigen hebben gereageerd op de samenvatting van zijn verhaal. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de ouders de hulpverlening niet adequaat accepteren en dat de opvoedomgeving onrustig en instabiel is. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling voor een jaar en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] voor zes maanden toegewezen, met de nadruk op de noodzaak van hulpverlening en toezicht op de ontwikkeling van de kinderen.

De beschikking is mondeling gegeven en op schrift gesteld op 22 maart 2024. Hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/662327 / JE RK 24-382
Datum uitspraak: 13 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2007 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2015 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. J. Looman, gevestigd in Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder bijgestaan door haar advocaat en een tolk;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de gecertificeerde instelling.
De vader is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader wel juist is opgeroepen.
1.3.
De kinderrechter en [minderjarige 1] hebben voorafgaand aan de zitting een gesprek gevoerd. Dit gesprek zou via videoverbinding plaatsvinden. Omdat de verbinding wegens technische problemen niet tot stand is gekomen, heeft de kinderrechter telefonisch met [minderjarige 1] gesproken. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [minderjarige 1] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over de kinderen.
2.2.
[minderjarige 1] verblijft feitelijk in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, te weten behandelgroep Pluryn in [plaats] .
2.3.
[minderjarige 2] woont bij de moeder.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 december 2023 [minderjarige 1] voorlopig onder toezicht gesteld tot 15 maart 2024, alsmede voor dezelfde duur een machtiging verleend [minderjarige 1] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van zes maanden.
De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van beide kinderen waarbij de zorgen over [minderjarige 1] zelfs maken dat hij op dit moment niet thuis kan wonen. [minderjarige 1] zou in een buitengroep van een drillrapgroep zitten. Hij is in mei 2023 betrokken geraakt bij een ernstig steekincident. De ouders hebben grote zorgen over zijn veiligheid. In december 2023 is hij met een machtiging uit huis geplaatst. Vanwege zijn banden met de drillrapscene, is hij buiten de regio Den Haag geplaatst. [minderjarige 1] geeft geen openheid over de vraag wie hij omgaat en hij accepteert de benodigde hulpverlening nog onvoldoende. De zorgen om de veiligheid van [minderjarige 1] zijn dermate groot dat het nog onvoldoende veilig wordt bevonden om [minderjarige 1] terug te plaatsen in Den Haag. De thuissituatie is voor beide kinderen onrustig en instabiel. Het lukt de ouders vanuit onvermogen en hun culturele achtergrond onvoldoende om [minderjarige 1] effectief aan te sturen. De ouders zien nog onvoldoende in dat hun eigen handelen veranderd dient te worden. De Raad heeft ook zorgen over [minderjarige 2] . [minderjarige 2] is onvoldoende zichtbaar voor de ouders en wordt ondergesneeuwd door de problemen van [minderjarige 1] . [minderjarige 2] wordt geconfronteerd met de problemen van haar broer en dit belemmert haar. Gelet op de zorgen die er zijn ten aanzien van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] en de opvoedomgeving waarin zij opgroeien, is een ondertoezichtstelling noodzakelijk. Daarnaast is voortzetting van de plaatsing van [minderjarige 1] voor de duur van zes maanden noodzakelijk, omdat [minderjarige 1] nog onvoldoende heeft kunnen profiteren van de hulpverlening.

4.De standpunten

4.1.
De gecertifieerde instelling heeft ingestemd met het verzochte en deelt de zorgen van de Raad. De gecertificeerde instelling heeft ter zitting aangegeven dat [minderjarige 1] sinds drie weken op de behandelgroep Pluryn in [plaats] verblijft. [minderjarige 1] is gemotiveerd om weer naar huis te gaan, maar hij is een kwetsbare jongen die – in elk geval tot voor kort – verkeerde vrienden had in de regio Den Haag. Er moet duidelijkheid komen over zijn gedrag en daarvoor wil de gecertificeerde instelling een diagnostisch onderzoek laten uitvoeren bij [minderjarige 1] . Hier heeft de gecertificeerde instelling tijd voor nodig.
4.2.
Door en namens de moeder is het volgende naar voren gebracht. De moeder stemt in met de ondertoezichtstelling en staat open voor de benodigde hulpverlening. De advocaat voert namens de moeder verweer tegen de machtiging tot uithuisplaatsing. De moeder wil graag dat [minderjarige 1] weer thuis komt wonen. Volgens de moeder zijn er geen ernstige zorgen. [minderjarige 1] heeft zijn contacten met de drillrapscene verbroken en wil zijn leven verbeteren. Er is derhalve niet voldaan aan de voorwaarden voor een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing. Primair verzoekt de moeder de verlenging van de uithuisplaatsing af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht de uithuisplaatsing voor een korte duur toe te wijzen en voor het overige af te wijzen.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er bestaan ernstige zorgen over de ontwikkeling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] . De kinderen groeien op in een onrustige opvoedomgeving, waarbij de ouders onvoldoende beschikbaar zijn voor de kinderen. De ouders hanteren een - kortgezegd - hardhandige opvoeding, waarin zij worden geleid door onmacht en hun culturele achtergrond. Fysiek hardhandig optreden is niet in belang van de kinderen. Ondanks de inzet van de hulpverlening, is het de ouders nog onvoldoende gelukt om de huidige patronen te doorbreken. De ouders moeten de komende tijd gaan zorgen voor verandering in de opvoedomgeving van de kinderen en daarvoor is het noodzakelijk dat zij de benodigde hulpverlening gaan accepteren. De ouders hebben hiervoor wel de tijd nodig. Daarnaast is het zorgelijk dat [minderjarige 1] banden heeft met de drillrapscene in de regio Den Haag. Hij is daardoor meermaals in onveilige situaties terechtgekomen. In mei 2023 is hij betrokken geraakt bij een ernstig steekincident. Dit had heel anders kunnen aflopen. In december 2023 is [minderjarige 1] uit huis geplaatst. Sinds een aantal weken verblijft hij in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder in [plaats] . Op dit moment kan de veiligheid van [minderjarige 1] nog niet worden gewaarborgd in Den Haag. [minderjarige 1] moet eerst voor verandering zorgen in zijn leven. [minderjarige 1] heeft duidelijk verwoord dat hij geen banden meer heeft met de drillrapgroep en dat hij gemotiveerd is om zijn leven te beteren. Hiervoor heeft hij echter wel de juiste hulpverlening nodig. [minderjarige 1] moet de komende tijd gemotiveerd worden om te kiezen voor zijn eigen positieve ontwikkeling, zodanig dat hij tot een bestendige visie voor zijn toekomst komt. Op dit moment heeft hij namelijk nog onvoldoende kunnen profiteren van de hulpverlening. Ook is het zorgelijk dat [minderjarige 2] veel meekrijgt van de confrontaties en conflicten van [minderjarige 1] . Op dit moment belemmert dit haar dagelijks functioneren. [minderjarige 2] is angstig en heeft zorgen over haar broer.
5.2.
Gelet op het voorgaande vindt de kinderrechter het noodzakelijk dat er een jeugdbeschermer bij de kinderen betrokken blijft die toezicht houdt op de ontwikkeling van de kinderen en ervoor zorgt dat de juiste hulpverlening wordt ingezet voor het gezin. Gelet op de complexe situatie en de grote zorgen, en de tijd die nodig zal zijn om de ontwikkelingsbedreiging weg te nemen, vindt de kinderrechter de verzochte duur van één jaar passend en geboden. Ook ziet de kinderrechter aanleiding om de machtiging tot uithuisplaatsing ten aanzien van [minderjarige 1] te verlengen voor de duur van zes maanden. De kinderrechter benadrukt daarbij dat het in het belang van [minderjarige 1] is dat er wordt gekeken of hij binnenkort kan worden geplaatst in de regio Den Haag, zodat hij dicht bij zijn familie kan zijn.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt
[minderjarige 1] en [minderjarige 2]onder toezicht van William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering met ingang van 13 maart 2024 tot 13 maart 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[minderjarige 1]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder met ingang van 15 maart 2024 tot 15 september 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 22 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.