ECLI:NL:RBDHA:2024:4457

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
C/09/661977 / JE RK 24-348
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging van ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 13 maart 2024 heeft de kinderrechter in de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven over de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, geboren op [geboortedatum] 2023. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige voor een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening voor negen maanden. De ouders van de minderjarige zijn belast met het ouderlijk gezag, maar hebben te maken met eigen problematiek, waaronder verslaving. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige momenteel in een pleeggezin verblijft en zich daar goed ontwikkelt. De ouders zijn nog niet in staat om de zorg voor de minderjarige op zich te nemen, ondanks hun liefdevolle intenties. De kinderrechter heeft de zorgen van de Raad onderschreven en geoordeeld dat de ondertoezichtstelling en de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk zijn voor de veiligheid en ontwikkeling van de minderjarige. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de ondertoezichtstelling is vastgesteld tot 13 maart 2025, terwijl de machtiging tot uithuisplaatsing is verlengd tot 14 december 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/661977 / JE RK 24-348
Datum uitspraak: 13 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige], geboren op [geboortedatum] 2023 in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen [minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
advocaat mr. B.J. de Bruijn te Den Haag,
[de vader],
hierna te noemen de vader,
wonende in [woonplaats] ,
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te nemen de gecertifieerde instelling.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 23 februari 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 13 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de moeder met haar advocaat;
- [naam 1] en [naam 2] namens de Raad;
- [naam 3] namens de gecertificeerde instelling.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige] .
2.2.
[minderjarige] verblijft in een pleeggezin.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 21 december 2023 [minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld tot 14 maart 2024.
2.4.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 5 januari 2024 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg tot 14 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar.
Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Op [geboortedatum] 2023 is [minderjarige] in het [naam ziekenhuis] ziekenhuis geboren. De moeder heeft tijdens de zwangerschap harddrugs gebruikt. Uit onderzoek van het ziekenhuis is gebleken dat cocaïne aanwezig was in de urine van [minderjarige] . Bij de geboorte had [minderjarige] een laag geboortegewicht en het lukte haar onvoldoende om zelfstandig te drinken. Sinds 30 december 2023 verblijft [minderjarige] in een pleeggezin. In het pleeggezin ontwikkelt [minderjarige] zich goed. De ouders willen graag de zorg voor [minderjarige] op zich nemen, maar zij zijn door hun eigen problematiek daartoe niet in staat. De vader heeft een gebrek aan zelfinzicht. De moeder is zich bewust van haar problematiek, maar zij mist de intrinsieke motivatie om hulpverlening in te zetten en haar patronen te doorbreken. Eén van die patronen houdt in dat de moeder contact zoekt bij verslavingskliniek Brijder maar vervolgens niet in staat is om de intake af te ronden. Hieruit blijkt dat de moeder wel graag anders zou willen, maar dat bij haar krachtige motivatie ontbreekt om door te zetten, zelfs als zij nog maar nauwelijks begonnen is. De ouders zijn op dit moment nog onvoldoende beschikbaar voor [minderjarige] en kunnen onvoldoende tegemoet komen aan haar behoeften. De ouders hebben op dit moment begeleide bezoekmomenten met [minderjarige] . De Raad ziet dat de ouders liefdevol zijn. De contactmomenten verlopen goed. Volgens de Raad is continuering van het verblijf van [minderjarige] in het pleeggezin nog noodzakelijk, omdat de risico’s omtrent de veiligheid en ontwikkeling van [minderjarige] te groot zijn wanneer zij op dit moment bij de ouders zou opgroeien. Binnen het kader van de ondertoezichtstelling zal duidelijk worden of de ouders in staat zijn om [minderjarige] een stabiele thuissituatie kunnen bieden.

4.De standpunten

4.1.
De gecertifieerde instelling onderschrijft de zorgen van de Raad en sluit zich aan bij het verzoek. Ter zitting heeft de gecertifieerde instelling naar voren gebracht dat de intake van de moeder bij Brijder is afgerond en dat volgens Brijder een klinische opname van de moeder noodzakelijk is. De ouders moeten aan hun eigen problematiek gaan werken voordat zij voor [minderjarige] kunnen zorgen. De komende periode wil de gecertifieerde instelling de mogelijkheid van een gezinsopname gaan onderzoeken, mits de ouders kunnen aantonen dat zij clean zijn. Dat is een voorwaarde voor een dergelijke opname. Mede daarom is dus noodzakelijk dat de moeder het traject bij Brijder volhoudt. Ook zal worden onderzocht of de bezoekregeling kan worden uitgebreid. Volgens de gecertifieerde instelling biedt het pleeggezin op dit moment de stabiliteit die [minderjarige] nodig heeft.
4.2.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Ter zitting heeft zij aangegeven dat zij op dit moment clean is. De moeder heeft de intake bij Brijder afgerond en heeft contact met een psychiater. Volgens de moeder is sprake van rust en stabiliteit in de thuissituatie. De ouders zijn bij elkaar en er is een kamertje voor [minderjarige] geregeld. Daarnaast zijn de ouders bereid om alle hulpverlening aan te nemen. Primair wordt verzocht om het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing af te wijzen. Subsidiair wordt verzocht om de uithuisplaatsing voor een korte duur uit te spreken en voor het overige aan te houden.
4.3.
De vader staat achter de ondertoezichtstelling, maar stemt niet in met de verlenging van de uithuisplaatsing. Ter zitting heeft de vader aangegeven dat er gekeken moet worden naar een plaatsing van [minderjarige] bij familie. De vader heeft uitdrukkelijk aangegeven dat hij geen middelen gebruikt en dat hij aan zijn toekomst werkt.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
De kinderrechter overweegt daartoe als volgt. Er is sprake van een ontwikkelingsbedreiging bij [minderjarige] , gelegen in de thuissituatie bij de ouders. [minderjarige] is een kwetsbare baby die volledig afhankelijk is van haar opvoeders. Tijdens de zwangerschap van [minderjarige] heeft de moeder veelvuldig drugs gebruikt. De kinderrechter had veel zorgen over de toestand van [minderjarige] waarin zij geboren zou worden. Gelukkig is zij gezond ter wereld gekomen, maar het is onduidelijk wat het drugsgebruik voor gevolgen kan hebben voor de ontwikkeling van [minderjarige] . De ouders zijn nog onvoldoende in staat om de opvoedomgeving te bieden die [minderjarige] nodig heeft, omdat bij de ouders sprake is van eigen problematiek. Bij de moeder is sprake van een verslaving die zij de baas probeert te worden en de vader kan geen inzicht geven in zijn problematiek. Op dit moment verblijft [minderjarige] in een pleeggezin en zij ontwikkelt zich daar goed. Het is positief dat de moeder hard aan haar verslavingsproblematiek werkt en bezig is om clean te blijven. De ouders zijn echter nog niet in staat om de volledige zorg voor [minderjarige] op zich te nemen. De ouders dienen eerst voor zichzelf een stevige basis te leggen waarin hun problemen geen kans meer hebben en zij moeten aan hun opvoedvaardigheden werken. Daarna kan naar een terugplaatsing worden toegewerkt. De kinderrechter acht het daarom in het belang van [minderjarige] dat de plaatsing in het pleeggezin wordt gecontinueerd. Daarnaast zal de komende tijd worden onderzocht of er mogelijkheden zijn voor een netwerkplaatsing bij de familie. In de tussentijd dienen de bezoekmomenten met [minderjarige] en de ouders te worden voortgezet, en moet onderzocht worden of de bezoekmomenten kunnen worden uitgebreid. De kinderrechter acht de ondertoezichtstelling en een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing daarvoor noodzakelijk.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden met ingang van 13 maart 2024 tot 13 maart 2025;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg van 14 maart 2024 tot 14 december 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 13 maart 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 26 maart 2024.
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING SECRETARIS!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR HANDTEKENING RECHTER!
!NIET VERWIJDEREN, PLAATS VOOR STEMPELS!
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.