ECLI:NL:RBDHA:2024:4482

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
C/09/662298 / JE RK 24-378
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onderzoek naar ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van de kinderbescherming

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 maart 2024, wordt een verzoek behandeld van de Raad voor de Kinderbescherming tot ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarigen [minderjarige 1] en [minderjarige 2]. De Raad verzoekt om de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar en een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleegzorgvoorziening bij de grootmoeder van de kinderen. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling op 20 maart 2024 gehouden, waarbij de moeder, haar advocaat, de grootmoeder en vertegenwoordigers van de Raad aanwezig waren. De kinderen hebben voorafgaand aan de zitting afzonderlijk met de kinderrechter gesproken.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen, die zijn opgegroeid in een onveilige omgeving met een gebrek aan structuur. De moeder, die belast is met het ouderlijk gezag, kampt met psychische problemen en is momenteel niet in staat om de zorg voor de kinderen op zich te nemen. De kinderen verblijven sinds november 2023 bij de grootmoeder, waar zij stabiliteit ervaren. De kinderrechter oordeelt dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk is om gerichte hulpverlening in te zetten en dat een uithuisplaatsing bij de grootmoeder de beste optie is voor de kinderen.

De kinderrechter heeft de wettelijke criteria voor ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing als voldaan beschouwd en heeft de verzoeken van de Raad toegewezen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, ondanks mogelijke hoger beroep.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/662298 / JE RK 24-378
Datum uitspraak: 20 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
Raad voor de Kinderbeschermingte Den Haag,
hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige 1], geboren op [geboortedatum 1] 2010 in [geboorteplaats 1] ,
hierna te noemen [minderjarige 1] ,
[minderjarige 2], geboren op [geboortedatum 2] 2011 in [geboorteplaats 2] ,
hierna te noemen [minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. J.H. Weermeijer-Patist te Leiden,
De kinderrechter merkt als informant aan:
[de grootmoeder] ,
de grootmoeder moederzijde, hierna te noemen de grootmoeder;

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 1 maart 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 maart 2024. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • de grootmoeder;
  • de partner van de grootmoeder;
- [naam 1] namens de Raad;
- [naam 2] namens de gecertifieerde instelling.
1.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] hebben, afzonderlijk van elkaar, de dag voor de zitting gesproken met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter enkele elementen uit die gesprekken met toestemming van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] gedeeld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] zijn erkend door [naam 3] .
2.2.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige 1] en [minderjarige 2] .
2.3.
[minderjarige 1] en [minderjarige 2] verblijven bij de grootmoeder en haar partner.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] voor de duur van een jaar. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg, te weten bij de grootmoeder, voor de duur van de ondertoezichtstelling. De Raad verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
De Raad heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. Er zijn ernstige zorgen over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen zijn opgegroeid in een onveilige en onduidelijke opvoedomgeving. De opvoedomgeving van de kinderen heeft zich gekenmerkt door een gebrek aan structuur en stabiliteit. Ook zijn de kinderen getuige geweest van hoogoplopende ruzies, spanningen en meningsverschillen tussen de ouders en tussen de moeder en de stiefvader. De kinderen verblijven sinds november 2023 bij de grootmoeder en haar partner. De moeder is op dit moment niet beschikbaar als gezaghebbende ouder. De moeder heeft een depressieve stoornis met gegeneraliseerde angst- en somatisch symptomen en er zijn aanwijzingen voor een posttraumatische stressstoornis. Doordat de moeder onvoldoende beschikbaar is als opvoeder voor de kinderen, worden de kinderen bedreigd in hun ontwikkeling en zijn zij niet in staat om het verleden te verwerken. Daarnaast zijn de moeder en de grootmoeder niet in staat om op een positieve manier te communiceren in het belang van de kinderen. De moeder en de grootmoeder hebben een andere visie op het belang van de kinderen. De ingezette hulp in het vrijwillig kader is tot op heden onvoldoende toereikend geweest, mede doordat de moeder zich niet aan de afspraken van de hulpverlening kon houden. Gelet op het bovenstaande is een ondertoezichtstelling noodzakelijk om gerichte hulpverlening in te zetten voor de kinderen en de band tussen de moeder en de kinderen te herstellen. Een uithuisplaatsing is noodzakelijk om het verblijf bij de grootmoeder te continueren, zodat de kinderen rust en stabiliteit geboden krijgen.

4.De standpunten

4.1.
De gecertificeerde instelling heeft ter zitting aangegeven dat op dit moment geen vaste jeugdbeschermer beschikbaar is voor het gezin. De gecertificeerde instelling zal in de komende periode wel zorgen voor rust en een plan gaan maken met het gezin. Vervolgens zal worden ingezet op de verstandhouding tussen de moeder en de grootmoeder. Het is noodzakelijk dat die gaat verbeteren.
4.2.
Door en namens de moeder is verweer gevoerd tegen het verzochte. Volgens de moeder moeten er scherpe doelen gesteld worden om het contact enerzijds tussen de moeder en de kinderen en anderzijds tussen de moeder en de grootmoeder te herstellen. Ook moet er hulpverlening worden ingezet om de persoonlijke problematiek bij de kinderen aan te pakken. De advocaat van de moeder refereert zich ten aanzien van de ondertoezichtstelling aan het oordeel van de kinderrechter. Ten aanzien van het verzoek tot machtiging uithuisplaatsing is het volgende naar voren gebracht. Een machtiging uithuisplaatsing is de grootste inmenging in het ouderlijk gezag. De advocaat beroept zich op het blokkaderecht van een pleegouder (art. 1:253s lid 1 BW). Indien een kind met toestemming van de ouder(s) gedurende ten minste een jaar als behorende tot het gezin van de pleegouder is verzorgd en is opgevoed, kunnen de ouders slechts met toestemming van de pleegouders wijziging in het verblijf van het kind brengen. Volgens de jurisprudentie is deze termijn geen hard vereiste en moet enkel sprake zijn van bestendigheid in het verblijf. De advocaat verzoekt daarom om de machtiging uithuisplaatsing nog niet toe te wijzen, maar eerst de kinderen met instemming van de moeder bij de grootmoeder te laten verblijven. Na een jaar opvoeding en verzorging heeft de grootmoeder een blokkaderecht indien de moeder het verblijf van de kinderen wil wijzigen. Volgens de advocaat moet voorkomen worden dat een ver gaande maatregel wordt toegepast als er een minder ingrijpend instrument voorhanden is. De moeder stemt aldus in met het verblijf van de kinderen bij de grootmoeder.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Ook is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW).
5.2.
Daartoe overweegt de kinderrechter als volgt. Uit de stukken, de gesprekken ter zitting en de gesprekken die de kinderrechter met de kinderen heeft gevoerd, blijkt dat er ernstige zorgen zijn over de ontwikkeling van de kinderen. De kinderen hebben ingrijpende gebeurtenissen meegemaakt in de thuissituatie. Bij de kinderen was sprake van meerdere wisselingen in de opvoedomgeving. Zij zijn geconfronteerd met verbale ruzies en spanningen tussen de ouders en tussen de moeder en de stiefvader. Sinds november 2023 verblijven de kinderen bij de grootmoeder en haar partner. De kinderen hebben duidelijk aangegeven dat zij het bij de grootmoeder fijn hebben en dat zij hier rust en stabiliteit ervaren. De kinderrechter vindt het zorgelijk dat de kinderen zich zorgen maken over de moeder en dat zij bezig zijn met de gedachte dat zij de moeder niet willen afwijzen. Nadrukkelijk willen zij hun moeder niet afwijzen. Zij willen dat zij eerst voor zichzelf zorgt, zodat het beter met haar gaat. Een plaatsing bij de moeder zou op dit moment per definitie onrust veroorzaken bij de kinderen. De moeder is niet in staat om voldoende beschikbaar te zijn voor de kinderen en hen te bieden wat zij nodig hebben voor een veilige en gezonde ontwikkeling. Het is van belang dat de moeder eerst aan haar eigen problematiek gaat werken, zodat zij daarna de kinderen kan geven wat zij nodig hebben.
5.3.
Ook acht de kinderrechter een vrijwillige plaatsing bij de grootmoeder niet in het belang van de kinderen, omdat dit een belasting oplevert voor de kinderen. Een dreigende verandering is in die situatie immers een feit, omdat de moeder op elk moment kan besluiten de kinderen terug te halen. Voor de kinderen moet vaststaan dat zij de komende tijd bij de grootmoeder verblijven. Het geeft hen veiligheid dat de kinderrechter, iemand die buiten de dynamiek van de moeder en de grootmoeder staat, de verantwoordelijkheid voor deze beslissing draagt. Het is van belang dat er scherpe doelen worden gesteld om de dynamiek tussen de moeder en de grootmoeder tot rust te brengen. Een jeugdbeschermer kan vervolgens gaan inzetten op het intensiveren van het contact tussen de moeder en de kinderen. Gelet op het belaste verleden en de persoonlijke problematiek van de kinderen is de betrokkenheid van een jeugdbeschermer noodzakelijk om de benodigde hulpverlening in te zetten.
5.4.
Gelet op het voorgaande zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing verlenen voor de duur van een jaar.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [minderjarige 1] en [minderjarige 2] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming west Zuid-Holland met ingang van 20 maart 2024 tot 20 maart 2025;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige 1] en [minderjarige 2] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 20 maart 2024 tot 20 maart 2025;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 28 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.