ECLI:NL:RBDHA:2024:4484

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
C/09/662608 / JE RK 24-413
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige in het kader van jeugdbescherming

Op 20 maart 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Den Haag een beschikking gegeven in de zaak van Stichting Jeugdbescherming West Haaglanden, die een machtiging vroeg voor gesloten jeugdhulp voor een minderjarige, geboren in 2007. De kinderrechter had eerder op 7 maart 2024 al een spoedmachtiging verleend voor een tijdelijke opname van de minderjarige in een gesloten accommodatie, die liep tot 21 maart 2024. De kinderrechter oordeelde dat de minderjarige, die in een onveilige afhankelijkheidsrelatie verkeert met een meerderjarige vriend, ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen vertoont die haar ontwikkeling belemmeren. Tijdens de mondelinge behandeling op 20 maart 2024 waren de minderjarige, haar advocaat, de moeder en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling aanwezig. De kinderrechter concludeerde dat er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de problemen van de minderjarige aan te pakken en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om haar veiligheid en ontwikkeling te waarborgen. De kinderrechter verleende daarom de gevraagde machtiging voor de duur van drie maanden, van 20 maart 2024 tot 20 juni 2024.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Familie- en Jeugdrecht
Zaaknummer: C/09/662608 / JE RK 24-413
Datum uitspraak: 20 maart 2024
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
Stichting Jeugdbescherming west Haaglanden,
hierna te noemen de gecertificeerde instelling,
over
[de minderjarige], geboren op [geboortedag] 2007 in 's-Gravenhage,
hierna te noemen [de minderjarige] ,
advocaat mr. E.A. Breetveld te Den Haag.
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[de moeder],
hierna te noemen de moeder,
wonende in [woonplaats] .

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Bij beschikking van 7 maart 2024 heeft de kinderrechter in deze rechtbank een spoedmachtiging verleend om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven van 7 maart 2024 tot 21 maart 2024. Het verzoek is voor het overige aangehouden tot de mondelinge behandeling ter zitting.
1.2.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- voornoemde beschikking van 7 maart 2024;
  • het verzoekschrift met bijlagen, ontvangen op 7 maart 2024;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper (die [de minderjarige] aanvankelijk niet en daarna alsnog heeft gezien) van 12 maart 2024 waarin de gedragswetenschapper instemt met de gesloten plaatsing.
1.3.
Op 20 maart 2024 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] met haar advocaat;
- de moeder;
  • [naam 1] en [naam 2] namens de gecertificeerde instelling;
  • [naam 3] een begeleider van de moeder, ter ondersteuning van de moeder.
1.4.
De kinderrechter en [de minderjarige] hebben direct voorafgaand aan de zitting, in het bijzijn van haar advocaat, samen een gesprek gevoerd.

2.De feiten

2.1.
[de minderjarige] verblijft in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp, te weten [accommodatie] .
2.2.
Voor een overzicht van de overige feiten verwijst de kinderrechter naar de beschikking van 7 maart 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De gecertificeerde instelling verzoekt om een machtiging te verlenen om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van drie maanden.
3.2.
De gecertificeerde instelling heeft het verzoek als volgt gemotiveerd. De gecertificeerde instelling maakt zich ernstige zorgen over de veiligheid en ontwikkeling van [de minderjarige] . Zij laat zelfbepalend en manipulatief gedrag zien, weigert mee te werken aan de hulpverlening en komt haar afspraken onvoldoende na. [de minderjarige] zit in een afhankelijkheidsrelatie met haar meerderjarige vriend, waar zij niet zelfstandig uit lijkt te kunnen komen omdat zij niet inziet dat deze relatie niet goed is voor haar. Tijdens het overleg van het Zorg- en Veiligheidsteam van 24 januari 2024 is er informatie bekend geworden over deze man, die aanleiding geeft tot grote zorgen over de fysieke en mentale veiligheid van [de minderjarige] . Onder invloed van haar vriend is [de minderjarige] meerdere keren weggelopen van de open groep van [Jeugdzorg] . Zij onttrekt zich aan het gezag van de hulpverleners. [de minderjarige] kan tevens haar emoties niet onder controle krijgen en kan verbaal agressief zijn. Het gedrag van [de minderjarige] en de relatie met de meerderjarige vriend heeft voor onveiligheid gezorgd op de open groepen van [Jeugdzorg] en Jeugdformaat. De relatie met haar vriend zorgt ook voor onrust binnen haar familie. Door de vele onttrekkingen kan de behandeling van [de minderjarige] geen doorgang vinden en is zij niet aanwezig bij behandelmomenten op de groep. Het gevolg is dat [de minderjarige] op dit moment niet de stappen zet die nodig zijn om zich op een positieve manier te ontwikkelen. Zij komt niet vooruit als zij zich niet losmaakt van die afhankelijkheid. Gelet op het voorgaande is de plaatsing in een gesloten accommodatie voor de duur van drie maanden noodzakelijk om rust en stabiliteit voor [de minderjarige] te creëren. De bedoeling is dat ze daarna, met een betere basis, doorstroomt naar een open groep.

4.De standpunten

4.1.
Door en namens [de minderjarige] is verweer gevoerd tegen het verzochte. Ter zitting heeft [de minderjarige] aangegeven dat de reden dat zij is weggelopen gelegen is in het feit dat zij zich niet begrepen en gehoord voelde door de begeleiders van [Jeugdzorg] . De hulpverlening kwam laat op gang en zij kreeg niet de hulp die zij nodig had. [de minderjarige] wil graag bij haar zus wonen en zich inschrijven voor begeleid wonen. Zij wil dat een plan wordt opgesteld waar de komende tijd aan gewerkt zal worden, zodat er duidelijkheid en rust wordt gecreëerd voor haar. Daarnaast vindt [de minderjarige] niet dat zij in een afhankelijkheidsrelatie met haar vriend zit. Zij wijst erop dat hij ook goede kanten heeft. De advocaat van [de minderjarige] heeft hieraan toegevoegd dat het leeftijdsverschil tussen [de minderjarige] en haar vriend – tien jaar – nu als probleem wordt gezien, terwijl dat probleem niet meer bestaat als [de minderjarige] meerderjarig is. Verder heeft hij aangevoerd dat [de minderjarige] de kans moet krijgen om zich te bewijzen. [de minderjarige] moet eerst gediagnosticeerd worden, waarna de juiste hulpverlening kan worden ingezet. De advocaat vraagt zich af op de gesloten plaatsing een geschikte plek daarvoor is.
4.2.
De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij zich zorgen maakt over de relatie van [de minderjarige] en haar vriend. De moeder heeft daarbij twijfels of wonen bij haar zus van [de minderjarige] een goede keuze is, omdat sprake is van conflicten tussen [de minderjarige] en haar zus.

5.De beoordeling

5.1.
De kinderrechter is van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die zij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet (Jw).
5.2.
De kinderrechter stelt voorop dat een gesloten plaatsing een middel is dat het liefst altijd wordt voorkomen. De kanttekeningen die de advocaat van [de minderjarige] heeft geplaatst bij een gesloten plaatsing zijn vanzelfsprekend niet uit de lucht gegrepen. Dit gegeven maakt dat de kinderrechter een indringend gesprek gevoerd heeft met [de minderjarige] om haar tot inzicht te brengen. Er is een alternatief denkbaar, maar niet op dit moment nu [de minderjarige] in een afhankelijkheidsrelatie verkeert met haar vriend. De kinderrechter ziet dat [de minderjarige] begaafd genoeg is om een krachtig bewustwordingsproces aan te gaan, waarmee zij zichzelf een grote dienst zou bewijzen. Dat lukt echter niet in deze omstandigheden. Er zijn grote zorgen over de ontwikkeling en veiligheid van [de minderjarige] . Zij heeft een belast verleden en een onrustige thuissituatie gekend en is tegen die achtergrond in een onveilige afhankelijkheidsrelatie beland.
5.3.
In oktober 2023 is [de minderjarige] geplaatst op de open groep op [Jeugdzorg] en leek zij positieve stappen te zetten. De afgelopen periode heeft [de minderjarige] echter zelfbepalend en manipulatief gedrag laten zien, is zij meerdere keren weggelopen en onttrekt zij zich aan de benodigde hulpverlening. Onder invloed van haar vriend onttrekt [de minderjarige] zich steeds vaker en langer aan het gezag van de hulpverlening, waardoor zij stagneert in haar ontwikkeling en zichzelf in gevaar brengt. Het gedrag van de vriend heeft voor onveilige situaties op de open groep gezorgd en onrust binnen haar familie opgeleverd. Zo is de vriend vreemdgegaan met de zus van [de minderjarige] , de zus waar [de minderjarige] nu bij wil gaan wonen als alternatief voor de gesloten plaatsing. Vanzelfsprekend kan dit idee niet rekenen op steun van de kinderrechter. [de minderjarige] lijkt te denken dat zij de prijs moet betalen voor het gedrag van haar vriend. De kinderrechter gaat hierin niet mee.
5.4.
De kinderrechter ziet in [de minderjarige] een jonge vrouw die veel in haar mars heeft en veel uit haar leven kan halen. Het is zeer positief dat zij het afgelopen jaar haar vmbo-diploma heeft gehaald. De kinderrechter maakt zich er zorgen om dat [de minderjarige] de gevolgen van de relatie met haar vriend onvoldoende inziet. Zij begrijpt nog niet dat het hebben van goede kanten iets anders is dan de vraag of iemand ook aardig, lief en goed voor haar is en dat dát is wat zij nodig heeft. Zij zal eerst aan haar eigen kracht moeten werken, zodat zij als onderdeel van een leven dat bij haar past vanuit een gezond zelfbewustzijn een keuze in de liefde kan maken die respect en wederkerigheid inhoudt. De kinderrechter vreest ervoor dat [de minderjarige] door haar belaste verleden niet kan zien wat nu werkelijk voor haar normaal is en wat niet normaal is. Zij heeft recht op een leven waarin mensen goed voor haar zijn. Het is zaak dat zij dat zelf gaat inzien en dat zij keuzes gaat maken waarmee zij vooral haar eigen goede kanten recht doet, in plaats van dat zij de focus legt op de ander. Daarin schuilt nu juist die afhankelijkheid waarmee zij van zichzelf wegdrijft, een proces dat op dit moment sterk gaande is.
5.5.
Gelet op de forse zorgen zijn de kaders van geslotenheid noodzakelijk om te voorkomen dat [de minderjarige] zich aan de hulp onttrekt. Zij moet nu tot rust kunnen komen. [de minderjarige] dient de komende tijd te werken aan haar toekomst en de hulpverlening aan te nemen. De kinderrechter ziet in het belang van [de minderjarige] op dit moment geen ander alternatief dan plaatsing in de gesloten jeugdhulp. De kinderrechter zal het verzoek tot plaatsing in een gesloten accommodatie dan ook verlenen voor de duur van drie maanden.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging om [de minderjarige] te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 20 maart 2024 tot 20 juni 2024.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 maart 2024 door mr. S.J. Huizenga, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. R.M. Goossen als griffier, en op schrift gesteld op 28 maart 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.