ECLI:NL:RBDHA:2024:4489

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 maart 2024
Publicatiedatum
29 maart 2024
Zaaknummer
NL24.11109
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervolgberoep bewaring en schadevergoeding in vreemdelingenrechtelijke zaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 maart 2024 uitspraak gedaan in een vervolgberoep betreffende de maatregel van bewaring van eiser, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was opgelegd. De maatregel van bewaring was op 27 februari 2024 opgeheven, omdat er geen zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn was. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van de maatregel van bewaring en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de bewaring rechtmatig was tot 7 februari 2024, en dat de vraag of eiser recht heeft op schadevergoeding enkel betrekking heeft op de periode na deze datum.

De rechtbank heeft overwogen dat eiser procesbelang heeft, aangezien hij 15 dagen na de opheffing van de maatregel beroep heeft ingesteld. De rechtbank heeft ook de argumenten van eiser beoordeeld over het ontbreken van zicht op uitzetting naar zijn land van herkomst. De rechtbank concludeert dat de informatie over het zicht op uitzetting pas op 27 februari 2024 bij verweerder bekend was, en dat de maatregel van bewaring niet eerder onrechtmatig was. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.11109

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser

V-nummer: [V-nr.]
(gemachtigde: mr. B.J. Manspeaker),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. H. Toonders).

Procesverloop

Verweerder heeft op 26 januari 2024 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw [1] opgelegd.
Verweerder heeft op 27 februari 2024 de maatregel van bewaring opgeheven, omdat geen sprake was van zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd. Eiser heeft hierop gereageerd.
Verweerder heeft bij brief van 20 maart 2024 een reactie op het beroep van eiser ingediend.
De rechtbank heeft bepaald dat een onderzoek ter zitting achterwege blijft en het onderzoek gesloten op 20 maart 2024.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de [nationaliteit] nationaliteit te hebben.
2. Omdat de bewaring is opgeheven, beperkt de beoordeling zich in deze zaak tot de vraag of aan eiser schadevergoeding moet worden toegekend. In dit verband moet de vraag worden beantwoord of de tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring op enig moment voorafgaande aan de opheffing daarvan onrechtmatig is geweest. Op grond van artikel 106 van de Vw kan de rechtbank indien de bewaring al is opgeheven vóór de behandeling van het verzoek om opheffing van de bewaring aan eiser een schadevergoeding ten laste van de Staat toekennen.
3. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 9 februari 2024 van deze rechtbank en zittingsplaats volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, 7 februari 2024, rechtmatig was. [2] Daarom is bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het voortduren van de maatregel van bewaring slechts de periode van belang sinds 7 februari 2024.
Procesbelang
4. Verweerder heeft zich in zijn brief van 20 maart 2024 op het standpunt gesteld dat eiser geen procesbelang heeft, omdat de bewaring reeds geruime tijd was opgeheven alvorens eiser beroep heeft ingesteld. Verweerder heeft daarbij verwezen naar de uitspraak van 14 februari 2023 van deze rechtbank en zittingsplaats. [3]
5. Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van procesbelang. Eiser heeft 15 dagen na de opheffing het onderhavige beroep ingesteld. Daarmee is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van een situatie waarin de maatregel van bewaring zodanig lang geleden is opgeheven dat het procesbelang is komen te vervallen. De uitspraak van 14 februari 2024 betreft geen vergelijkbaar geval, nu in die zaak de bewaring reeds ruim 2,5 maanden was opgeheven alvorens beroep was ingesteld.
Zicht op uitzetting
6. Eiser voert aan dat niet duidelijk is wanneer de informatie over het ontbreken van zicht op uitzetting naar [naam land] bekend was bij verweerder. Uit de informatie van verweerder blijkt dat eiser zonder reisdocument niet in bewaring had mogen worden gesteld. Eiser verzoekt daarom primair om een schadevergoeding toe te kennen vanaf 26 januari 2024 en subsidiair vanaf 10 februari 2024.
7. Uit de voortgangsrapportage blijkt dat op 27 februari 2024 informatie vanuit DIA is ontvangen dat de Burundese ambassade eiser alleen wil ontvangen indien hij zonder begeleiding verschijnt en hij vrijwillig een schriftelijk verzoekt indient voor een reisdocument. Hierop is contact opgenomen met SAJZ, waarbij geconcludeerd is dat gedwongen terugkeer naar [naam land] niet mogelijk is. Op diezelfde dag is de bewaring opgeheven. Nu deze informatie blijkens het voortgangsrapport eerst op 27 februari 2024 bij verweerder bekend is geworden, wordt eiser niet gevolgd in zijn betoog dat de maatregel van bewaring daarvoor al onrechtmatig was. Gesteld noch gebleken is dat informatie over het zicht op uitzetting naar [naam land] eerder dan 27 februari 2024 bekend was. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.Zaaknummer NL24.3111.