In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een B.V., en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, vertegenwoordigd door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiseres had een aanvraag ingediend voor een tegemoetkoming in de loonkosten op basis van de NOW-1 regeling, maar het Uwv had bij besluit van 27 juli 2022 deze tegemoetkoming op nihil vastgesteld en een terugvordering van een teveel betaald voorschot van € 2.154.594,- opgelegd. Eiseres heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard in het bestreden besluit van 7 februari 2022.
Tijdens de zitting op 24 januari 2024 heeft eiseres betoogd dat het Uwv ten onrechte de omzetdaling op groepsniveau heeft vastgesteld, in plaats van op het niveau van de ondernemingen met SV-loon binnen de As Adventure Groep. De rechtbank heeft vastgesteld dat het Uwv de motivering van het bestreden besluit heeft willen wijzigen, maar dat deze wijziging niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank oordeelde dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd was, omdat de grondslag van de motivering niet duidelijk was en niet in het bestreden besluit was opgenomen.
De rechtbank heeft het beroep van eiseres gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het Uwv opgedragen een nieuw besluit te nemen. Tevens is het Uwv veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.750,- en moet het griffierecht van € 50,- aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn op de hoogte gesteld van hun recht om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.