ECLI:NL:RBDHA:2024:4515
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Toetsing van het Dagloonbesluit in relatie tot de persoonlijke omstandigheden van eiseres met betrekking tot de IVA-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. H.H. Jansen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, vertegenwoordigd door C. Schravesande. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin haar IVA-uitkering werd vastgesteld op € 660,51 bruto per maand. Eiseres betoogde dat de hoogte van haar uitkering niet in overeenstemming was met haar eerder genoten loon en dat het Dagloonbesluit in haar geval onevenredige gevolgen had. De rechtbank heeft vastgesteld dat de terughoudende rechterlijke toetsing niet toestaat om het Dagloonbesluit in zijn algemeenheid in strijd te achten met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank heeft wel de mogelijkheid besproken om de individuele situatie van eiseres te toetsen, maar oordeelde dat haar persoonlijke omstandigheden niet zodanig waren dat het Dagloonbesluit voor haar buiten werking moest blijven. De rechtbank concludeerde dat de hoogte van de IVA-uitkering correct was vastgesteld door verweerder en verklaarde het beroep ongegrond.