ECLI:NL:RBDHA:2024:4549
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Proceskostenveroordeling in bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen
In deze bestuursrechtelijke zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door mr. T.A. Vetter, beroep ingesteld tegen een besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. Het primaire besluit, dat op 27 september 2022 werd genomen, verplichtte eiseres om mee te werken aan een plan van aanpak. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en heeft verweerder in gebreke gesteld wegens het uitblijven van een beslissing op bezwaar. Op 2 februari 2024 heeft verweerder alsnog een beslissing op bezwaar genomen, waarna eiseres haar beroep heeft ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft geen bezwaar gemaakt tegen deze veroordeling.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres het beroep heeft ingetrokken omdat verweerder aan haar is tegemoetgekomen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 875,- voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. Daarnaast is verweerder verplicht om het door eiseres betaalde griffierecht van € 50,- te vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M.P. Verloop en is openbaar uitgesproken op 22 maart 2024.