ECLI:NL:RBDHA:2024:4575

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
2 april 2024
Zaaknummer
NL23.34366
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag mvv nareis op basis van niet aannemelijk gemaakt huwelijk en feitelijke gezinsband

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) in het kader van nareis. De aanvraag was ingediend door referent, die een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had. De rechtbank behandelt de zaak op 5 maart 2024, waarbij zowel de gemachtigde van eiseres als de gemachtigde van verweerder aanwezig zijn.

Eiseres, geboren in 1999 met de Egyptische nationaliteit, heeft een huwelijk met referent, geboren in 1995, dat volgens hen op 7 oktober 2021 is voltrokken. De aanvraag werd afgewezen omdat verweerder het huwelijk niet aannemelijk achtte. Bureau Documenten concludeerde dat de huwelijksakte waarschijnlijk onbevoegd is opgemaakt. Eiseres betwist deze conclusie en stelt dat verweerder ten onrechte eist dat er vóór de inreis van referent sprake moet zijn van een feitelijk huwelijksleven.

De rechtbank oordeelt dat verweerder op goede gronden de aanvraag heeft afgewezen. Er was geen feitelijke gezinsband tussen eiseres en referent ten tijde van de inreis van referent in Nederland. De rechtbank stelt vast dat de relatie voornamelijk telefonisch en via internet werd onderhouden en dat er geen bewijs is van een intieme relatie vóór de inreis. De rechtbank concludeert dat de aanvraag om een mvv in het kader van nareis op goede gronden is afgewezen en verklaart het beroep ongegrond. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.34366

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , eiseres (hierna: eiseres)

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. M. Timmer),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,

(gemachtigde: mr. E.S. Fakili).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van de aanvraag om een mvv [1] in het kader van nareis die [referent] (referent) voor haar heeft ingediend.
1.1.
Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 12 januari 2023 afgewezen. Met het bestreden besluit van 3 oktober 2023 op het bezwaar van eiseres is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 5 maart 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: referent, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat het over?
2. Eiseres is geboren op [geboortedatum 1] 1999 en heeft de Egyptische nationaliteit. Referent is geboren op [geboortedatum 2] 1995 en heeft ook de Egyptische nationaliteit. Aan referent is bij besluit van 22 december 2021 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd verleend. Eiseres en referent hebben verklaard elkaar voor het eerst in 2012 te hebben gezien. Later hebben ze elkaar vaker gezien, samen gewandeld en afgesproken. Er was toen nog geen sprake van een intieme relatie. In 2014 is referent uit Egypte vertrokken. Referent heeft eiseres voor het laatst gezien op 14 mei 2014. Het huwelijk is volgens eiseres en referent voltrokken op 7 oktober 2021. Sindsdien geven ze vooral telefonisch en via internet invulling aan hun relatie. [2]
2.1.
Verweerder heeft de aanvraag afgewezen omdat hij het huwelijk niet aannemelijk acht. Uit onderzoek van Bureau Documenten van 4 oktober 2023 blijkt dat de door referent overgelegde huwelijksakte met aan zekerheid grenzende waarschijnlijk niet bevoegd is opgemaakt. Hoewel een nadien overgelegd uittreksel van de huwelijksakte qua opmaak en afgifte positief is bevonden, twijfelt verweerder aan de juistheid van de inhoud ervan. Daarnaast heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat tussen eiseres en referent voor binnenkomst van referent in Nederland geen feitelijke gezinsband bestond.
Wat vindt eiser?
3. Eiseres voert aan dat zij een geldige huwelijksakte heeft overgelegd en dat deze ten onrechte in twijfel wordt getrokken. Verder voert eiseres aan dat verweerder ten onrechte de voorwaarde stelt dat er voorafgaand aan de inreis van referent sprake moet zijn van een werkelijk huwelijksleven. Het peilmoment moet tijdens de nareisprocedure liggen. In dat kader verwijst eiseres naar het arrest van 3 maart 2022 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, NB en AB tegen het Verenigd Koninkrijk. [3] Daarnaast had verweerder ook de intentie van eiseres en referent moet meenemen in de beoordeling. Eiseres en referent zijn van plan hun levens te delen.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Rechtsgeldig huwelijk
4. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich in het bestreden besluit op goede gronden op het standpunt gesteld dat referent en eiseres niet aannemelijk hebben gemaakt dat tussen hen sprake is van een rechtsgeldig huwelijk. Verweerder heeft aan daaraan ten grondslag mogen leggen dat Bureau Documenten over de huwelijksakte van 16 maart 2022 heeft geconcludeerd dat deze met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid onbevoegd is opgemaakt en afgegeven. Eiseres heeft de conclusie van Bureau Documenten niet bestreden. Deze huwelijksakte heeft het registratienummer 1403. Dat registratienummer staat ook op het vervolgens door referent overgelegde Nederlandstalige uittreksel van de burgerlijke stand van 21 maart 2022. Dit document is weliswaar echt bevonden, maar het ook door referent overgelegde Engelstalige uittreksel van 5 september 2022 vermeldt daarentegen het registratienummer 1404. Verweerder heeft opmerkelijk mogen vinden dat registratienummers op officiële aktes van elkaar afwijken, terwijl ze gelijk zouden moeten zijn. Dat op de huwelijksakte die de broer van referent, die ook een nareisaanvraag voor een echtgenote heeft ingediend, heeft overgelegd hetzelfde registratienummer 1404 staat vermeld, heeft verweerder des te meer opmerkelijk mogen vinden. Referent is hier tijdens de hoorzitting in bezwaar mee geconfronteerd maar heeft er geen verklaring voor kunnen geven. Ook in beroep is deze verklaring niet gekomen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder hiermee genoeg reden voor twijfel aan de inhoud, opmaak en afgifte van de overgelegde huwelijksakte en de uittreksels. Dat verweerder deze twijfel had moeten voorleggen aan Bureau Documenten of een andere deskundige volgt de rechtbank niet. Bureau Documenten laat zich immers nooit uit over de vraag of een document inhoudelijk juist is.
Feitelijke gezinsband
5. Artikel 9, tweede lid, van de Gezinsherenigingsrichtlijn biedt de mogelijkheid om het recht op gezinshereniging te beperken tot vluchtelingen wier gezinsband al vóór binnenkomst bestond. De wetgever heeft met artikel 29, tweede lid, Vw gebruik gemaakt van die mogelijkheid.
5.1.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder op goede gronden de aanvraag mogen afwijzen op de grond dat er ten tijde van de inreis van referent in Nederland geen sprake was van een feitelijke gezinsband tussen hem en eiseres. Zij hebben zelf verklaard dat voor vertrek van referent uit Egypte tussen hen geen sprake was van een intieme relatie. Zij waren destijds niet getrouwd en woonden ook nog niet samen. Na het vertrek van referent werd de relatie vooral telefonisch en via internet ingevuld. Referent was ook niet fysiek aanwezig bij de gestelde huwelijksvoltrekking. De gestelde vakantie van eiseres en referent in Azerbeidzjan is niet onderbouwd en vond bovendien plaats na de inreis van referent in Nederland.
5.2.
Dat artikel 16, eerste lid, aanhef en onder b, van de Gezinsherenigingsrichtlijn de mogelijkheid biedt om een verblijfsvergunning af te wijzen als de gezinshereniger geen werkelijk huwelijksleven (meer) onderhoudt met het gezinslid of de gezinsleden betekent niet dat verweerder het bestaan van een feitelijke gezinsband op het moment van inreis niet als uitgangspunt mag nemen. Uit vaste jurisprudentie van de hoogste bestuursrechter [4] volgt dat gezinshereniging herstel beoogt van het gezinsleven zoals dat bestond voor het vertrek van referent. Als eiseres en referent in het land van herkomst geen werkelijk huwelijks- of gezinsleven uitoefenden, bestaat er geen gezinsleven dat voor herstel in aanmerking komt. Een rechtsgeldig huwelijk zonder enige feitelijke invulling kan namelijk evengoed worden voortgezet zonder dat een vreemdeling nareist. [5]
5.3.
Dat eiseres en referent na de inreis van referent in Nederland een werkelijk huwelijksleven zijn gaan onderhouden, wat zij overigens niet hebben onderbouwd, leidt gelet op het voorgaande niet tot de conclusie dat verweerder de aanvraag niet had mogen afwijzen. De intentie van eiseres en referent om een werkelijk huwelijksleven te gaan onderhouden, is voor de beoordeling evenmin van belang.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder de aanvraag om een mvv in het kader van nareis op goede gronden heeft afgewezen.
7. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.W. Griffioen, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. Froma, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.16 september 2022, brief Vluchtelingenwerk, antwoorden op vragen van de IND.
4.De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op 8 april 2020,