In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 3 april 2024 wordt het beroep van eiser, een man van Sierra Leoonse afkomst, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had op 1 februari 2024 de aanvraag afgewezen, waarbij de geloofwaardigheid van eisers homoseksuele geaardheid en de daarmee samenhangende problemen bij terugkeer naar Sierra Leone ter discussie stonden. Eiser had zijn asielaanvraag ingediend op basis van de vrees voor vervolging vanwege zijn homoseksualiteit, die in Sierra Leone bij wet verboden is. De rechtbank heeft op 11 maart 2024 de zaak behandeld, waarbij beide partijen vertegenwoordigd waren door hun gemachtigden.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris niet ten onrechte heeft geoordeeld dat eiser onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke belevingswereld en de gevolgen van zijn homoseksualiteit. Eiser heeft weliswaar verklaard dat hij is mishandeld en gediscrimineerd vanwege zijn geaardheid, maar de rechtbank oordeelt dat zijn verklaringen te oppervlakkig zijn en niet voldoende onderbouwd. De staatssecretaris heeft terecht vastgesteld dat er geen gegronde vrees voor vervolging is, omdat eiser niet overtuigend heeft aangetoond dat hij daadwerkelijk risico loopt bij terugkeer naar Sierra Leone.
De rechtbank wijst het beroep van eiser af en verklaart het ongegrond, met de conclusie dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor asielzoekers om hun claims met voldoende bewijs te onderbouwen, vooral in gevallen waarin de geloofwaardigheid van hun verklaringen ter discussie staat.