ECLI:NL:RBDHA:2024:4632
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om proceskostenvergoeding
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan over het beroep van verzoeker, die zich beklaagde over het feit dat verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, niet tijdig had beslist op zijn asielaanvraag. Op 12 februari 2024 heeft verweerder alsnog een inwilligend besluit genomen op de aanvraag van verzoeker. Hierop heeft verzoeker zijn beroep ingetrokken, maar verzocht om vergoeding van de proceskosten. Verweerder heeft aangegeven bereid te zijn de proceskosten te vergoeden.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) zonder zitting uitspraak gedaan op het verzoek om proceskostenveroordeling. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb, en verder uitgewerkt in het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb). De rechtbank overweegt dat als een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan kan veroordelen in de proceskosten.
In dit geval is verweerder tegemoetgekomen aan het beroep van verzoeker door zijn aanvraag alsnog in te willigen. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenveroordeling als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank heeft verweerder veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten van verzoeker tot een bedrag van € 437,50. Dit bedrag is vastgesteld op basis van de geldende regels en de aard van de zaak, waarbij een wegingsfactor van 0,5 is gehanteerd, gezien het beperkte belang en de eenvoudige aard van de zaak. De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.