In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 3 april 2024, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft de aanvraag op 26 februari 2024 afgewezen, met het argument dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat de enkele stelling van eiser dat hij en zijn partner uit het Schengengebied verwijderd zullen worden en in Moldavië geen medische behandeling zullen krijgen vanwege hun etniciteit, niet voldoende is om te concluderen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt.
De rechtbank wijst op de Dublinverordening, die bepaalt dat een asielaanvraag niet in behandeling wordt genomen als een andere lidstaat verantwoordelijk is. Nederland heeft een verzoek om terugname aan Duitsland gedaan, dat is aanvaard. Eiser heeft niet aangetoond dat hij bij overdracht aan Duitsland een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU-Handvest. De rechtbank volgt de staatssecretaris in zijn standpunt dat de asielrichtlijnen ook in Duitsland van toepassing zijn en dat eiser bij problemen kan klagen bij de Duitse autoriteiten.
Daarnaast stelt eiser dat hij en zijn partner medische problemen hebben waarvoor zij onder behandeling staan in Nederland. De staatssecretaris heeft echter geoordeeld dat deze omstandigheden geen aanleiding geven om artikel 17 van de Dublinverordening toe te passen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris in redelijkheid geen aanleiding heeft hoeven zien om de asielaanvraag op grond van de medische problematiek aan zich te trekken. Eiser heeft niet aangetoond dat de benodigde medische voorzieningen in Duitsland niet beschikbaar zijn.
Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, wat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en geen proceskostenvergoeding ontvangt. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is informatie gegeven over de mogelijkheid van hoger beroep.