ECLI:NL:RBDHA:2024:4676
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- S. Ketelaars - Mast
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van asielaanvraag en internationale verplichtingen van Duitsland
Op 3 april 2024 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van een eiser die in beroep ging tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Duitsland verantwoordelijk was voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelde dat de enkele stelling van de eiser dat hij en zijn partner in Moldavië geen medische behandeling zouden krijgen, niet voldoende was om te concluderen dat Duitsland zijn internationale verplichtingen niet nakomt. De rechtbank benadrukte dat het aan de eiser was om aan te tonen dat er een reëel risico bestond op een behandeling in strijd met de mensenrechten bij overdracht naar Duitsland, wat hij niet had gedaan. De staatssecretaris had terecht het interstatelijk vertrouwensbeginsel toegepast, wat inhoudt dat lidstaten mogen vertrouwen op de naleving van internationale verplichtingen door andere lidstaten. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en bevestigde de beslissing van de staatssecretaris.