ECLI:NL:RBDHA:2024:4783
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- H. Hanssen - Telman
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak na eerdere uitspraak
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 4 april 2024 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, vertegenwoordigd door mr. S. J. de Vries, had een aanvraag ingediend voor een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van familieleven, welke door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 16 januari 2023 was afgewezen. Het bezwaar van verzoeker tegen deze afwijzing werd op 8 januari 2024 ongegrond verklaard, wat leidde tot het indienen van beroep door verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening behandeld op 26 maart 2024, samen met een andere zaak (NL24.3389). Tijdens deze zitting waren de gemachtigde van verzoeker, de referent en de gemachtigde van de staatssecretaris aanwezig. De voorzieningenrechter heeft overwogen dat, gezien de uitspraak in de andere zaak, een voorlopige voorziening niet meer nodig was. Daarom werd het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen.
De uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen - Telman, met mr. M.C. Drenten-Boon als griffier. De uitspraak is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.