ECLI:NL:RBDHA:2024:4814

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
23/540
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens ontbreken toereikende machtiging in bestuursrechtelijke procedure

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2024, met zaaknummer SGR 23/540, is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. Eiser had beroep ingesteld tegen een betalingsverplichting die door de directie van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) was opgelegd voor de inschrijving en identificatie van een personenauto. De rechtbank oordeelde dat de gemachtigde van eiser, A.F.M.J. Verhoeven, geen toereikende machtiging had overgelegd, ondanks herhaalde verzoeken van de rechtbank om dit te doen. De rechtbank benadrukte dat volgens artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht een machtiging vereist is om namens een ander beroep in te stellen. Verhoeven had een verouderde machtiging ingediend en was niet in staat om binnen de gestelde termijnen een geldige machtiging te overleggen. Hierdoor kon de rechtbank het beroep niet inhoudelijk behandelen en bleef het bestreden besluit van de RDW in stand. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 23/540

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: A.F.M.J. Verhoeven),
en

de directie van de Rijksdienst voor het wegverkeer (RDW), verweerder

(gemachtigde: mr. J. Choufoer-van der Wel).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de betalingsverplichting die verweerder aan hem heeft opgelegd voor de inschrijving en identificatie van een personenauto op grond van de Wegenverkeerswet 1994.
1.1.
Bij het primaire besluit van 23 november 2016 heeft verweerder aan eiser een betalingsverplichting opgelegd voor de inschrijving en identificatie van een personenauto uit het buitenland. Het gaat om een tarief van € 39,- voor de inschrijving in het kentekenregister en € 56,- voor de identificatie. Verweerder heeft bij het bestreden besluit van 19 december 2022 het bezwaar van eiser ongegrond verklaard voor zover het is gericht tegen de betalingsverplichting. Verweerder heeft eisers bezwaar niet-ontvankelijk verklaard voor zover het is gericht tegen het afgegeven rapport en de interne WOK [1] -status.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep, samen met het beroep SGR 23/539, op de zitting van 29 november 2023 via een videoverbinding behandeld. Eiser is niet verschenen. Namens eiser is de beweerdelijke gemachtigde A.F.M.J. Verhoeven (Verhoeven) verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of het beroep ontvankelijk is. Indien deze vraag bevestigend wordt beantwoord, dient de rechtbank te beoordelen of verweerder terecht een betalingsverplichting heeft opgelegd voor de inschrijving en identificatie van een personenauto op grond van de Wegenverkeerswet 1994.
3. Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen. Dit staat in artikel 8:24 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Als dat niet gebeurt, is de hoofdregel dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk mag behandelen. Soms is dat anders. Dan is er een geldige reden waarom er geen machtiging is ingediend. Het gaat dan om omstandigheden waar eiser niets aan kan doen.
4. De rechtbank stelt vast dat Verhoeven een ontoereikende en sterk gedateerde machtiging heeft overgelegd. In het pro-forma beroepschrift is vermeld dat namens eiser beroep wordt ingesteld door Verhoeven. Het beroepschrift is ingediend door Verhoeven. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van [eiser] . Bij brief van 17 januari 2023 heeft de rechtbank Verhoeven laten weten dat een toereikende machtiging ontbreekt en hem in de gelegenheid gesteld om binnen vier weken dit verzuim te herstellen door een schriftelijke machtiging te overleggen die niet ouder is dan een jaar, waaruit blijkt op welk zaken deze betrekking heeft en waaruit blijkt dat deze zich uitstrekt tot het verrichten van proceshandelingen en het aanwenden van rechtsmiddelen. Daarbij is hij gewezen op het risico van niet-ontvankelijk verklaring indien hij niet tijdig het verzuim herstelt. Bij brief van 31 januari 2023 heeft Verhoeven aangegeven dat de machtiging van 10 januari 2017 die in bezwaar is ingediend door verweerder zal worden meegezonden, omdat hij niet over een kopie beschikt. Bij brief van 17 maart 2023 heeft de rechtbank Verhoeven opnieuw verzocht om binnen twee weken het verzuim te herstellen. Bij brief van 31 maart 2023 heeft Verhoeven verzocht om uitstel voor het indienen van een machtiging. Dit uitstel is voor vier weken verleend. Verhoeven heeft binnen die termijn geen toereikende machtiging ingediend. Hierna is eiser bij brieven van 19 juni en 19 juli 2023 opnieuw in de gelegenheid gesteld een toereikende machtiging te overleggen. Verhoeven heeft ook binnen die termijn geen toereikende machtiging ingediend en ook overigens niet gereageerd.
5. Op de zitting heeft Verhoeven gesteld dat de in bezwaar uit 2017 overgelegde machtiging volstaat, omdat de zaak uit die tijd dateert. Hij heeft geen rechtstreeks contact met zijn cliënten. Hij vertegenwoordigt een groot aantal cliënten en werkt met standaardmachtigingen; een blanco machtiging die zij ondertekend via de e-mail retourneren. Het contact met de cliënten gaat via een intermediair, Car Import Service B.V. Op zitting heeft Verhoeven bevestigd dat hij naar aanleiding van het door de rechtbank geconstateerde verzuim geen machtiging van zijn cliënten via de intermediair heeft gevraagd.
5.1.
Verweerder heeft op de zitting verwezen naar een uitspraak van de rechtbank Gelderland van 27 juli 2023, ECLI:NL:RBGEL:2023:4366. In deze zaak ging het ook om de vraag of bevoegdelijk beroep is ingesteld door Verhoeven. Verweerder heeft de in die zaken bestreden besluiten in kopie gestuurd aan de betreffende cliënten, die vervolgens contact hebben opgenomen met verweerder en aangaven dat zij niet op de hoogte waren dat namens hen een procedure wordt gevoerd en dit ook niet willen.
5.2.
Op de zitting is Verhoeven nogmaals in de gelegenheid gesteld om binnen een week een toereikende machtiging te overleggen. Van deze gelegenheid heeft Verhoeven geen gebruik gemaakt. Niet is gebleken van een verontschuldiging voor het ontbreken van een toereikende machtiging.
5.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Verhoeven, gelet op het voorgaande, onvoldoende aannemelijk gemaakt dat hij bevoegdelijk beroep heeft ingesteld.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.M.H. van der Poort-Schoenmakers, rechter, in aanwezigheid van mr. J.R. van Veen, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 7 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Wacht op keuring.