ECLI:NL:RBDHA:2024:4822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 maart 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
NL23.38379
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om proceskostenvergoeding in asielprocedure afgewezen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 8 maart 2024, wordt het verzoek van de eiser om vergoeding van proceskosten afgewezen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. E.P.A. Zwart, had een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend op 21 augustus 2022. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid was de verweerder in deze zaak. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn voor de asielaanvraag van de eiser, die normaal gesproken zes maanden bedraagt, is verlengd met negen maanden op basis van het besluit WBV 2022/22, dat op 27 september 2022 van kracht werd. Hierdoor eindigde de beslistermijn op 21 november 2023.

De eiser diende op 16 november 2023 een ingebrekestelling in, maar de rechtbank oordeelt dat deze prematuur was, aangezien de beslistermijn nog niet was verstreken. Dit leidde tot de conclusie dat er geen sprake was van een ontvankelijk beroep. De rechtbank verwijst naar artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. Het verzoek om proceskostenvergoeding wordt dan ook afgewezen als kennelijk ongegrond.

De uitspraak is openbaar gemaakt op 8 maart 2024 en is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf, in aanwezigheid van griffier I. Abdilahi. De eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze beslissing.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL23.38379
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , eiser V-nummer: [V nummer] (gemachtigde: mr. E.P.A. Zwart),

en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het verzoek van verzoeker om vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder heeft gereageerd op dit verzoek.

Overwegingen

1. De rechtbank nodigt partijen niet uit voor een zitting, omdat dat in deze zaak niet nodig is.1
2. De rechtbank kan een partij de proceskosten van de tegenpartij laten betalen.2
3. Verzoeker heeft zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend op 21 augustus 2022. Verweerder moest uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen. Sinds 27 september 2022 is echter het besluit met kenmerk WBV 2022/22 van kracht.3 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die op 27 september 2022 nog niet waren verstreken met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van verzoeker valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in zijn zaak van zes maanden is dus met negen maanden verlengd. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn eindigde op
21 november 2023. De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was daarom nog niet verstreken toen hij op 16 november 2023 de ingebrekestelling indiende bij verweerder. Dat betekent dat de ingebrekestelling prematuur was ingediend, hetgeen zou hebben geleid tot een niet-ontvankelijk beroep.
4. Nu er geen sprake is van een ontvankelijk beroep, is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake van geheel of gedeeltelijke tegemoetkomen aan verzoeker in de zin van artikel
1. Op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Op grond van artikel 8:75 en 8:75a van de Awb en Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb).
3 Staatscourant van 26 september 2022, nr. 25755.
8:75a van de Awb. De rechtbank wijst het verzoek af als kennelijk ongegrond.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat daarom geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van I. Abdilahi, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
08 maart 2024

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.