ECLI:NL:RBDHA:2024:4838

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
5 april 2024
Zaaknummer
NL23.35485
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing mvv-aanvraag op basis van afhankelijkheidsrelatie en belangenafweging

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de afwijzing van een mvv-aanvraag door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiseres, een Afghaanse vrouw, heeft een aanvraag ingediend voor een mvv om bij haar dochter, die sinds 2002 in Nederland verblijft en de Nederlandse nationaliteit heeft, te kunnen wonen. De staatssecretaris heeft de aanvraag afgewezen op basis van het ontbreken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar dochter, en heeft het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres op 23 februari 2024 behandeld. Eiseres heeft aangevoerd dat zij in Afghanistan onder moeilijke omstandigheden leeft, met een verslechterde gezondheid en een gebrek aan sociale steun. De staatssecretaris heeft echter gesteld dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie, omdat eiseres en haar dochter al lange tijd niet samenwonen en eiseres in staat is om zelfstandig te functioneren. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres en de staatssecretaris tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat er geen sprake is van een beschermd gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.

De rechtbank heeft ook de belangenafweging van de staatssecretaris beoordeeld en vastgesteld dat deze alle relevante feiten en omstandigheden in overweging heeft genomen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de staatssecretaris in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat de afwijzing van de mvv-aanvraag niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM. Het beroep van eiseres is ongegrond verklaard, en zij krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.35485

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiseres], V-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.S. Yap),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J.R. Vreijsen).

Procesverloop

Bij besluit van 17 oktober 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een mvv [1] voor het doel ‘verblijf als familie- of gezinslid bij [naam referente]’ ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 23 februari 2024 op zitting behandeld in Breda. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. Verder waren aanwezig [naam referente], referente, en [naam dochter referente], de dochter van referente.

Overwegingen

1. Eiseres stelt te zijn geboren op [geboortedatum] 1954 en de Afghaanse nationaliteit te hebben. Zij beoogt verblijf bij haar dochter, referente. Referente verblijft sinds 2002 in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. Op 4 april 2022 heeft referente een aanvraag ingediend voor een mvv voor eiseres.
2. Verweerder heeft de mvv-aanvraag bij besluit van 25 oktober 2022 (het primaire besluit) afgewezen. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Verweerder heeft overwogen dat niet is gebleken van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en referente. Daarom is er geen familie- of gezinsleven zoals bedoeld in artikel 8 van het EVRM. [2] Verder heeft verweerder een belangenafweging gemaakt, die in het nadeel van eiseres is uitgevallen.
3 Eiseres voert aan dat verweerder zich ten onrechte en onvoldoende gemotiveerd op het standpunt heeft gesteld dat geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Tussen eiseres en referente is sprake van gegroeide afhankelijkheid. Eiseres verblijft in Afghanistan onder het bewind van de Taliban. Haar gezondheid is erg achteruit gegaan, ze is vereenzaamd en kan zich niet meer goed zelfstandig handhaven. Eiseres wijst erop dat sinds de machtsovername door de Taliban de bewegingsvrijheid en de rechten van vrouwen steeds meer zijn ingeperkt. Referente maakt zich veel zorgen over eiseres. De veiligheidssituatie in Afghanistan had voor verweerder van doorslaggevende betekenis moeten zijn. Ter zitting hebben referente en de dochter van referente toegelicht dat de situatie van eiseres nog moeilijker is doordat zij niet dezelfde taal spreekt als de leden van de Taliban. Ter onderbouwing van haar gezondheidstoestand heeft eiseres een medische verklaring overgelegd waaruit blijkt dat ze hulpbehoevend is. Een beroep op derden, zoals buren, is lastig. Ook heeft eiseres een document overgelegd waaruit blijkt dat referente en de echtgenoot van referente eerder financieel hebben bijgedragen aan een visumprocedure van eiseres. Over de belangenafweging voert eiseres aan dat deze niet in haar nadeel kan uitvallen. Verweerder heeft volgens eiseres onvoldoende onderbouwd op welke wijze het algemene belang van de Nederlandse staat is gediend bij het weigeren van de mvv.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie
4. Het is vaste rechtspraak van het EHRM [3] dat pas kan worden gesproken van een door artikel 8 van het EVRM beschermd gezinsleven tussen ouders en hun meerderjarige kinderen, als sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie; er moet sprake zijn van bijkomende elementen van afhankelijkheid. [4] Uit de rechtspraak volgt ook dat de vraag of sprake is van beschermd gezinsleven van feitelijke aard is, en afhankelijk is van het daadwerkelijk bestaan van hechte, persoonlijke banden. Hierbij kan onder meer relevant zijn: de eventuele samenwoning, de mate van financiële afhankelijkheid, de mate van emotionele afhankelijkheid, de gezondheid van de betrokkenen en de banden met het land van herkomst.
5. Verweerder heeft zich terecht en voldoende gemotiveerd op het standpunt gesteld dat tussen eiseres en referente geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Daarbij is terecht van belang geacht dat eiseres en referente al geruime tijd, namelijk al voorafgaand aan het vertrek van referente uit Afghanistan in 2002, niet meer samenwonen. Eiseres heeft zich sindsdien zelfstandig kunnen handhaven. Over de gezondheid van eiseres heeft verweerder terecht overwogen dat niet aannemelijk is gemaakt dat zij ernstige gezondheidsklachten heeft waardoor zij niet meer zelfstandig kan functioneren. Daarbij heeft verweerder erop kunnen wijzen dat eiseres zelfstandig woont. Uit de overgelegde medische stukken blijkt niet welke zorg eiseres precies nodig heeft en dat die zorg exclusief door referente dient te worden verleend. Hoewel exclusiviteit niet het criterium is en hieraan geen doorslaggevend belang mag worden gehecht, is verweerder wel bevoegd er een zwaarwegend belang aan te hechten. [5] Ook is niet onderbouwd dat eiseres geen beroep op derden kan doen voor praktische hulp. Over de gezondheidsklachten van referente heeft verweerder niet ten onrechte overwogen dat niet is gebleken dat zij last heeft van ernstige gezondheidsproblemen en dat ook niet is gebleken dat referente vanwege de scheiding met eiseres niet in staat is voor zichzelf en haar gezin te zorgen. Verder is de financiële ondersteuning van referente aan eiseres niet onderbouwd met stukken. Evenmin is aannemelijk gemaakt dat deze ondersteuning structureel is. Verweerder heeft het overigens gangbaar mogen achten dat sprake is van financiële ondersteuning tussen ouder en meerderjarig kind. De banden van eiseres met Afghanistan heeft verweerder als buitengewoon sterk kunnen aanmerken, nu eiseres het merendeel van haar leven daar heeft gewoond. Dat referente zich zorgen maakt over eiseres gelet op de situatie in Afghanistan is begrijpelijk, maar verweerder heeft de algemene veiligheidssituatie onvoldoende kunnen achten voor de conclusie dat er sprake is van een meer dan normale afhankelijkheidsrelatie. Daarbij heeft verweerder kunnen betrekken dat niet is gebleken dat eiseres voor haar persoonlijke veiligheid van referente afhankelijk is. Ook de stelling dat de algemene veiligheidssituatie in Afghanistan en de specifieke situatie van eiseres hebben geleid tot een gegroeide afhankelijkheid, is onvoldoende om te concluderen dat sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie. Verweerder heeft dan ook terecht geconcludeerd dat geen sprake is van familie- of gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.
Belangenafweging
6. Verweerder heeft een belangenafweging gemaakt in het kader van artikel 8 van het EVRM. Hierbij heeft verweerder het persoonlijke belang van eiseres en referente afgewogen tegen het belang van de Nederlandse overheid bij een restrictief toelatingsbeleid.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder alle relevante feiten en omstandigheden in de belangenafweging betrokken. Verweerder heeft sterk in het nadeel van eiseres mogen meewegen dat sprake is van een eerste toelating tot Nederland en dat niet is gebleken van meer dan gebruikelijke banden tussen eiseres en referente. Daarnaast heeft verweerder in het nadeel kunnen meewegen dat het zeer aannemelijk is dat eiseres aanspraak zal maken op algemene middelen, zoals de gezondheidszorg, en dat niet is gebleken dat eiseres zal kunnen voorzien in de bijkomende kosten van eiseres. Dat eiseres sterke banden heeft met Afghanistan en dat zij zich in Afghanistan ook zonder de fysieke aanwezigheid van referente heeft kunnen handhaven, heeft verweerder ook in het nadeel van eiseres kunnen betrekken. In het voordeel van eiseres is meegewogen dat referente en haar echtgenoot een eigen inkomen hebben en voor zichzelf geen beroep doen op publieke middelen. Verder heeft verweerder in het voordeel meegewogen dat er momenteel een objectieve belemmering bestaat om het gezinsleven uit te oefenen in Afghanistan. Het voorgaande in samenhang bezien, heeft verweerder doorslaggevend belang kunnen hechten aan het belang van de Nederlandse overheid. Verweerder heeft in redelijkheid kunnen concluderen dat de weigering van de mvv niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM.
Conclusie
8. Het beroep is ongegrond.
9. Eiseres krijgt geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Machtiging tot voorlopig verblijf.
2.Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en fundamentele vrijheden.
3.Europees Hof voor de Rechten van de Mens.
4.Bijvoorbeeld het arrest van 2 september 2020 in de zaak Azerkane, ECLI:CE:ECHR:2020:0602JUD000313816, paragraaf 64.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 april 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1003.